Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. omheinen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for omheinen from Dutch to Spanish

omheinen:

omheinen verb (omhein, omheint, omheinde, omheinden, omheind)

  1. omheinen

Conjugations for omheinen:

o.t.t.
  1. omhein
  2. omheint
  3. omheint
  4. omheinen
  5. omheinen
  6. omheinen
o.v.t.
  1. omheinde
  2. omheinde
  3. omheinde
  4. omheinden
  5. omheinden
  6. omheinden
v.t.t.
  1. heb omheind
  2. hebt omheind
  3. heeft omheind
  4. hebben omheind
  5. hebben omheind
  6. hebben omheind
v.v.t.
  1. had omheind
  2. had omheind
  3. had omheind
  4. hadden omheind
  5. hadden omheind
  6. hadden omheind
o.t.t.t.
  1. zal omheinen
  2. zult omheinen
  3. zal omheinen
  4. zullen omheinen
  5. zullen omheinen
  6. zullen omheinen
o.v.t.t.
  1. zou omheinen
  2. zou omheinen
  3. zou omheinen
  4. zouden omheinen
  5. zouden omheinen
  6. zouden omheinen
en verder
  1. is omheind
  2. zijn omheind
diversen
  1. omhein!
  2. omheint!
  3. omheind
  4. omheinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omheinen:

NounRelated TranslationsOther Translations
delimitar afbakenen; afbakening; afpalen; aftekenen
demarcar afbakenen; afbakening; afpalen
VerbRelated TranslationsOther Translations
delimitar omheinen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen; uitstippelen; uitzetten
demarcar omheinen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; met pen overtekenen; omlijnen; overtrekken; uitstippelen; uitzetten
empotrar omheinen inbouwen; inmetselen; ommuren

Wiktionary Translations for omheinen:

omheinen
verb
  1. aan alle kanten omsluiten