Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. versagen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for versagen from Dutch to Spanish

versagen:

versagen verb (versaag, versaagt, versaagde, versaagden, versaagd)

  1. versagen

Conjugations for versagen:

o.t.t.
  1. versaag
  2. versaagt
  3. versaagt
  4. versagen
  5. versagen
  6. versagen
o.v.t.
  1. versaagde
  2. versaagde
  3. versaagde
  4. versaagden
  5. versaagden
  6. versaagden
v.t.t.
  1. heb versaagd
  2. hebt versaagd
  3. heeft versaagd
  4. hebben versaagd
  5. hebben versaagd
  6. hebben versaagd
v.v.t.
  1. had versaagd
  2. had versaagd
  3. had versaagd
  4. hadden versaagd
  5. hadden versaagd
  6. hadden versaagd
o.t.t.t.
  1. zal versagen
  2. zult versagen
  3. zal versagen
  4. zullen versagen
  5. zullen versagen
  6. zullen versagen
o.v.t.t.
  1. zou versagen
  2. zou versagen
  3. zou versagen
  4. zouden versagen
  5. zouden versagen
  6. zouden versagen
diversen
  1. versaag!
  2. versaagt!
  3. versaagd
  4. versagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for versagen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
desalentarse versagen wankelen
desanimarse versagen moedeloos worden; wankelen
desequilibrarse versagen fluctueren; variëren; wankelen
desmayar versagen wankelen

Wiktionary Translations for versagen:

versagen
noun
  1. de moed opgeven