Summary


Dutch

Detailed Translations for aanwending from Dutch to Spanish

aanwending:

aanwending [de ~ (v)] noun

  1. de aanwending (toepassing; gebruik; inzet)
    la aplicación; la utilización; el uso; el empleo
  2. de aanwending (toepassing; gebruik; aanwenden)
    la aplicación; la utilización; el uso
  3. de aanwending (hantering; gebruik; behandeling)
    la aplicación; la utilización; el manejo; el hábito; el consumo; el uso comercial; la tradición

Translation Matrix for aanwending:

NounRelated TranslationsOther Translations
aplicación aanwenden; aanwending; behandeling; gebruik; hantering; inzet; toepassing applicatie; industrie; programma; tak van nijverheid; toepassing; toepassingsgebied
consumo aanwending; behandeling; gebruik; hantering consumptie; verbruik
empleo aanwending; gebruik; inzet; toepassing ambacht; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; bezigheid; dienst; dienstbetrekking; functie; hobby; inspanning; job; karwei; kerkviering; loonarbeid; loonwerk; mis; positie; taak; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkzaamheid
hábito aanwending; behandeling; gebruik; hantering algemeenheid; gangbaarheid; gebruik; gebruikelijkheid; geestelijk gewaad; gewoonte; habijt; kerkgewaad; liturgisch gewaad; pij; priesterlijk ambtsgewaad; traditie; usance; zede
manejo aanwending; behandeling; gebruik; hantering
tradición aanwending; behandeling; gebruik; hantering overlevering; traditie; zede
uso aanwenden; aanwending; gebruik; inzet; toepassing gebruiken; gewoontes; tradities; usances; volksgebruik; zede; zeden
uso comercial aanwending; behandeling; gebruik; hantering
utilización aanwenden; aanwending; behandeling; gebruik; hantering; inzet; toepassing benutting; gebruik; in gebruik nemen; utilisatie