Dutch

Detailed Translations for claim from Dutch to Spanish

claim:

claim [de ~ (m)] noun

  1. de claim (eis; vordering)
    la exigencia; la demanda; la reclamación; la demanda judicial
  2. de claim (aanspraak maken op)
    el requerir; el reclamar
  3. de claim
    la notificación

Translation Matrix for claim:

NounRelated TranslationsOther Translations
demanda claim; eis; vordering bede; eis; navraag; verzoek; voorstel; vordering; vraag
demanda judicial claim; eis; vordering eis; rechtsvordering
exigencia claim; eis; vordering beding; eis; kieskeurigheid; must; veeleisendheid; vereiste; voorwaarde; vordering; vraag
notificación claim aangifte; aankondigen; aankondiging; aanschrijving; aanzeggen; aanzegging; afkondiging; bekendmaking; bericht; bevestiging; bewering; boodschap; convocatie; declaratie; decreet; gewag; informatie; informeren; kennisgeven; kennisgeving; konde doen; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; opheldering; proclamatie; publicatie; publikatie; relaas; statement; tijding; toelichting; uiteenzetting; uitgave; uitgifte; uitleg; uitlegging; uitspraak; uitvaardiging; verduidelijking; verklaring; vermelding; verwittiging
reclamación claim; eis; vordering bezwaar; bezwaarschrift; grief; het klagen; incassering; incasso; innen; inning; invordering; klacht; prijslijst; tarievenlijst; tegenmaatregel; tegenvordering; vordering
reclamar aanspraak maken op; claim opvorderen; vordering
requerir aanspraak maken op; claim
VerbRelated TranslationsOther Translations
reclamar aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; een klacht indienen; eisen; inmanen; invorderen; klagen; opeisen; opvorderen; opvragen; reclameren; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; terugvragen; verzoeken; vorderen; vragen; zich beklagen; zijn beklag indienen
requerir aanmanen; aanmanen tot een verplichting; iemand aansporen; manen; ontbieden; oproepen; rekwisiteren; sommeren

Related Words for "claim":

  • claimen, claims