Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. draperen:


Dutch

Detailed Translations for draperen from Dutch to Spanish

draperen:

draperen verb (drapeer, drapeert, drapeerde, drapeerden, gedrapeerd)

  1. draperen (met stof behangen)

Conjugations for draperen:

o.t.t.
  1. drapeer
  2. drapeert
  3. drapeert
  4. draperen
  5. draperen
  6. draperen
o.v.t.
  1. drapeerde
  2. drapeerde
  3. drapeerde
  4. drapeerden
  5. drapeerden
  6. drapeerden
v.t.t.
  1. heb gedrapeerd
  2. hebt gedrapeerd
  3. heeft gedrapeerd
  4. hebben gedrapeerd
  5. hebben gedrapeerd
  6. hebben gedrapeerd
v.v.t.
  1. had gedrapeerd
  2. had gedrapeerd
  3. had gedrapeerd
  4. hadden gedrapeerd
  5. hadden gedrapeerd
  6. hadden gedrapeerd
o.t.t.t.
  1. zal draperen
  2. zult draperen
  3. zal draperen
  4. zullen draperen
  5. zullen draperen
  6. zullen draperen
o.v.t.t.
  1. zou draperen
  2. zou draperen
  3. zou draperen
  4. zouden draperen
  5. zouden draperen
  6. zouden draperen
en verder
  1. is gedrapeerd
  2. zijn gedrapeerd
diversen
  1. drapeer!
  2. drapeert!
  3. gedrapeerd
  4. draperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for draperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cubrir bedekken; beslaan; indekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
cubrir draperen; met stof behangen afdekken; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; blinderen; dekken; dichtgooien; gladstrijken; hullen; inhullen; insluiten; maskeren; omhullen; omvatten; overdekken; overheen trekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; strijken; toestoppen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren
cubrir con tela draperen; met stof behangen
drapear draperen; met stof behangen
envolver draperen; met stof behangen beperken; bijsluiten; bijvoegen; compliceren; emballeren; indammen; ingewikkeld maken; inkapselen; inpakken; inperken; insluiten; inwikkelen; limiteren; met handen omvatten; moeilijk maken; om het lijf binden; ombinden; omgeven; omringen; omspannen; omtrekken; omvatten; omwikkelen; omwinden; toevoegen; verpakken; wikkelen
OtherRelated TranslationsOther Translations
cubrir bedekken; met iets bestrijken
envolver erbij betrekken; verwikkelen