Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gemarkeerd:
  2. markeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gemarkeerd from Dutch to Spanish

gemarkeerd:

gemarkeerd adj

  1. gemarkeerd

Translation Matrix for gemarkeerd:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
marcado gemarkeerd geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken

gemarkeerd form of markeren:

markeren verb (markeer, markeert, markeerde, markeerden, gemarkeerd)

  1. markeren (brandmerken; branden; inbranden; van stigma's voorzien)
  2. markeren
  3. markeren
    marcar

Conjugations for markeren:

o.t.t.
  1. markeer
  2. markeert
  3. markeert
  4. markeren
  5. markeren
  6. markeren
o.v.t.
  1. markeerde
  2. markeerde
  3. markeerde
  4. markeerden
  5. markeerden
  6. markeerden
v.t.t.
  1. heb gemarkeerd
  2. hebt gemarkeerd
  3. heeft gemarkeerd
  4. hebben gemarkeerd
  5. hebben gemarkeerd
  6. hebben gemarkeerd
v.v.t.
  1. had gemarkeerd
  2. had gemarkeerd
  3. had gemarkeerd
  4. hadden gemarkeerd
  5. hadden gemarkeerd
  6. hadden gemarkeerd
o.t.t.t.
  1. zal markeren
  2. zult markeren
  3. zal markeren
  4. zullen markeren
  5. zullen markeren
  6. zullen markeren
o.v.t.t.
  1. zou markeren
  2. zou markeren
  3. zou markeren
  4. zouden markeren
  5. zouden markeren
  6. zouden markeren
en verder
  1. ben gemarkeerd
  2. bent gemarkeerd
  3. is gemarkeerd
  4. zijn gemarkeerd
  5. zijn gemarkeerd
  6. zijn gemarkeerd
diversen
  1. markeer!
  2. markeert!
  3. gemarkeerd
  4. markerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for markeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
marcar aankruisen; aanstrepen; aftekenen; afvinken
VerbRelated TranslationsOther Translations
estigmatizar branden; brandmerken; inbranden; markeren; van stigma's voorzien schandmerken; stigmatiseren
marcar markeren aankruisen; aanstrepen; afvinken; eerbied bewijzen; eren; kalibreren; kiezen; lofprijzen; merken; vinken
resaltar markeren afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken; vooruitspringen; vooruitsteken
OtherRelated TranslationsOther Translations
marcar draaiend kiezen; kiezen

Wiktionary Translations for markeren:

markeren
verb
  1. het afbakenen van een grens

Cross Translation:
FromToVia
markeren marcar o señalar con una bandera flag — to mark with a flag
markeren marcar mark — indicate
markeren marcar markieren — vermeintlich Wichtiges kennzeichnen, hervorheben
markeren caracterizar; marcar; señalar; formar; moldear zeichnen — (transitiv) etwas mit einem oder mehreren Zeichen versehen