Dutch

Detailed Translations for herberg from Dutch to Spanish

herberg:

herberg [de ~] noun

  1. de herberg (logement; gasthuis)
    la casa de huéspedes; la fonda
  2. de herberg (hotel)
    el hotel; la habitación; el hostal; la empresa hotelera; la casa de huéspedes; la pensión; el internado
  3. de herberg (café-hotel)
    la posada; la taberna; el bar; la sala; el local; el mesón; el establecimiento; la cafetería; la tasca

Translation Matrix for herberg:

NounRelated TranslationsOther Translations
bar café-hotel; herberg bar; café; espressobar; foyer; frituur; gelagkamer; knijp; koffiehuis; koffiekamer; koffieshop; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; patatkraam; tapperij; taveerne; theehuis; uitspanning
cafetería café-hotel; herberg bar; bistro; cafetaria; café; coffeeshop; eetcafé; eetgelegenheid; eethuis; eethuisje; eetzaal; espressobar; frituur; gelagkamer; kantine; knijp; koffiehuis; koffieshop; koffietent; kroeg; lokaliteit; lunchlokaliteit; lunchroom; patatkraam; restaurant; restauratie; restauratiezaal; schaftlokaal; snackbar; snelbuffet; stationsrestauratie; tapperij; taveerne; tearoom; theehuis; theesalon; uitspanning
casa de huéspedes gasthuis; herberg; hotel; logement kosthuis; pension
empresa hotelera herberg; hotel hotelbedrijf; hotellerie; hotelmaatschappij; hotelwezen
establecimiento café-hotel; herberg bar; café; grondlegging; het stichten; instelling; knijp; kroeg; lokaliteit; nederzetting; oprichting; stichting; tapperij; taveerne; vestiging
fonda gasthuis; herberg; logement buffet; koud buffet
habitación herberg; hotel accommodatie; behuizing; bewoning; huis; huisvesting; kwartier; onderbrenging; onderdak; onderkomen; pand; pension; perceel; tehuis; verblijfplaats
hostal herberg; hotel hotelbedrijf
hotel herberg; hotel hotelbedrijf
internado herberg; hotel internaat; kosthuis; kostschool; pensionaat
local café-hotel; herberg bar; café; knijp; kroeg; leslokaal; lokaal; lokaliteit; schoollokaal; tapperij; taveerne; vaklokaal
mesón café-hotel; herberg bar; café; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning
pensión herberg; hotel a.o.w.-uitkering; jaargeld; kostgeld; kosthuis; pensioen; pension
posada café-hotel; herberg bar; buitencafé; café; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning; uitspanningsoord
sala café-hotel; herberg aparte vergaderruimte; bar; café; grote kamer; knijp; kroeg; lokaliteit; ruimte; tapperij; taveerne; veranda; zaal
taberna café-hotel; herberg bar; café; eetcafé; eetgelegenheid; eethuis; eethuisje; gelagkamer; knijp; kroeg; lokaliteit; restaurant; restauratie; tapperij; taveerne; uitspanning
tasca café-hotel; herberg bar; café; knijp; kroeg; lokaliteit; tapperij; taveerne; uitspanning
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
local hier en daar; lokaal; on-premises; plaatselijk; plaatsgebonden

Related Words for "herberg":


Wiktionary Translations for herberg:

herberg
noun
  1. een eenvoudig hotel

Cross Translation:
FromToVia
herberg parador; albergue hostel — an affordable overnight lodging place
herberg posada inn — lodging
herberg albergue; posada; hospedaje; aposento; venta; hostal auberge — Maison où l’on trouve la table et le lit en payant
herberg posada posada — Auberge, relais de campagne

herberg form of herbergen:

Conjugations for herbergen:

o.t.t.
  1. herberg
  2. herbergt
  3. herbergt
  4. herbergen
  5. herbergen
  6. herbergen
o.v.t.
  1. herbergde
  2. herbergde
  3. herbergde
  4. herbergden
  5. herbergden
  6. herbergden
v.t.t.
  1. heb geherbergd
  2. hebt geherbergd
  3. heeft geherbergd
  4. hebben geherbergd
  5. hebben geherbergd
  6. hebben geherbergd
v.v.t.
  1. had geherbergd
  2. had geherbergd
  3. had geherbergd
  4. hadden geherbergd
  5. hadden geherbergd
  6. hadden geherbergd
o.t.t.t.
  1. zal herbergen
  2. zult herbergen
  3. zal herbergen
  4. zullen herbergen
  5. zullen herbergen
  6. zullen herbergen
o.v.t.t.
  1. zou herbergen
  2. zou herbergen
  3. zou herbergen
  4. zouden herbergen
  5. zouden herbergen
  6. zouden herbergen
en verder
  1. ben geherbergd
  2. bent geherbergd
  3. is geherbergd
  4. zijn geherbergd
  5. zijn geherbergd
  6. zijn geherbergd
diversen
  1. herberg!
  2. herbergt!
  3. geherbergd
  4. herbergend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herbergen:

NounRelated TranslationsOther Translations
apartar afdraaien; afwenden; afzwenken; opzij leggen; wegdraaien
clasificar rangschikken; rangschikking
destinar detacheren
VerbRelated TranslationsOther Translations
albergar accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen opvangen; van onderdak voorzien
alojarse herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen inwonen; leven; logeren; onderkomen vinden; resideren; verblijven; wonen
apartar herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen afkeren; afscheiden; afschuiven; afsplitsen; afwenden; afwentelen; afzonderen; apart zetten; bewaren; draaien; isoleren; loskrijgen; losmaken; lostornen; opsturen; opzij leggen; posten; sturen; toezenden; tornen; uit elkaar plaatsen; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uithalen; uittrekken; verzenden; wegsturen; wegzenden; wegzetten; wenden; zwenken
clasificar herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen arrangeren; classificeren; ficheren; groeperen; indelen; klasseren; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
dar alojamiento herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
destinar herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen deponeren; inleggen; inrichten; installeren; invoegen; leggen; loskrijgen; losmaken; lostornen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; stationeren; tornen; tussenleggen; uithalen; uittrekken; zetten
estacionar herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen deponeren; inrichten; installeren; leggen; neerleggen; neerzetten; parkeren; plaatsen; posten; posteren; stationeren; zetten
habitar herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen bewonen; inwonen; leven; logeren; resideren; verblijfplaats hebben; verblijven; wonen
hospedar accommoderen; herbergen; huisvesten; huizen; iemand huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verlenen; onderdak verschaffen; plaatsen
hospedarse herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen inwonen; logeren; onderkomen vinden; overnachten
vivir en casa de una persona herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen inwonen

Related Words for "herbergen":


Wiktionary Translations for herbergen:

herbergen
verb
  1. huisvesten
  2. tot verblijf dienen
  3. bevatten

Cross Translation:
FromToVia
herbergen albergar; hospedar hébergerrecevoir chez soi, loger et nourrir.