Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. journaliseren:


Dutch

Detailed Translations for journaliseren from Dutch to Spanish

journaliseren:

journaliseren verb (journaliseer, journaliseert, journaliseerde, journaliseerden, gejournaliseerd)

  1. journaliseren

Conjugations for journaliseren:

o.t.t.
  1. journaliseer
  2. journaliseert
  3. journaliseert
  4. journaliseren
  5. journaliseren
  6. journaliseren
o.v.t.
  1. journaliseerde
  2. journaliseerde
  3. journaliseerde
  4. journaliseerden
  5. journaliseerden
  6. journaliseerden
v.t.t.
  1. heb gejournaliseerd
  2. hebt gejournaliseerd
  3. heeft gejournaliseerd
  4. hebben gejournaliseerd
  5. hebben gejournaliseerd
  6. hebben gejournaliseerd
v.v.t.
  1. had gejournaliseerd
  2. had gejournaliseerd
  3. had gejournaliseerd
  4. hadden gejournaliseerd
  5. hadden gejournaliseerd
  6. hadden gejournaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal journaliseren
  2. zult journaliseren
  3. zal journaliseren
  4. zullen journaliseren
  5. zullen journaliseren
  6. zullen journaliseren
o.v.t.t.
  1. zou journaliseren
  2. zou journaliseren
  3. zou journaliseren
  4. zouden journaliseren
  5. zouden journaliseren
  6. zouden journaliseren
diversen
  1. journaliseer!
  2. journaliseert!
  3. gejournaliseerd
  4. journaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for journaliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
llevar al diario journaliseren