Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kanovaren:


Dutch

Detailed Translations for kanovaren from Dutch to Spanish

kanovaren:

kanovaren verb (vaar kano, vaart kano, voer kano, voeren kano, kano gevaren)

  1. kanovaren (kanoën)

Conjugations for kanovaren:

o.t.t.
  1. vaar kano
  2. vaart kano
  3. vaart kano
  4. varen kano
  5. varen kano
  6. varen kano
o.v.t.
  1. voer kano
  2. voer kano
  3. voer kano
  4. voeren kano
  5. voeren kano
  6. voeren kano
v.t.t.
  1. heb kano gevaren
  2. hebt kano gevaren
  3. heeft kano gevaren
  4. hebben kano gevaren
  5. hebben kano gevaren
  6. hebben kano gevaren
v.v.t.
  1. had kano gevaren
  2. had kano gevaren
  3. had kano gevaren
  4. hadden kano gevaren
  5. hadden kano gevaren
  6. hadden kano gevaren
o.t.t.t.
  1. zal kanovaren
  2. zult kanovaren
  3. zal kanovaren
  4. zullen kanovaren
  5. zullen kanovaren
  6. zullen kanovaren
o.v.t.t.
  1. zou kanovaren
  2. zou kanovaren
  3. zou kanovaren
  4. zouden kanovaren
  5. zouden kanovaren
  6. zouden kanovaren
diversen
  1. vaar kano!
  2. vaart kano!
  3. kano gevaren
  4. kanovarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kanovaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ir en canoa kanovaren; kanoën