Dutch

Detailed Translations for ophalen from Dutch to Spanish

ophalen:

ophalen verb (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)

  1. ophalen (afhalen en meenemen; oppikken)
  2. ophalen (meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
  3. ophalen (omhooghalen)
  4. ophalen

Conjugations for ophalen:

o.t.t.
  1. haal op
  2. haalt op
  3. haalt op
  4. halen op
  5. halen op
  6. halen op
o.v.t.
  1. haalde op
  2. haalde op
  3. haalde op
  4. haalden op
  5. haalden op
  6. haalden op
v.t.t.
  1. heb opgehaald
  2. hebt opgehaald
  3. heeft opgehaald
  4. hebben opgehaald
  5. hebben opgehaald
  6. hebben opgehaald
v.v.t.
  1. had opgehaald
  2. had opgehaald
  3. had opgehaald
  4. hadden opgehaald
  5. hadden opgehaald
  6. hadden opgehaald
o.t.t.t.
  1. zal ophalen
  2. zult ophalen
  3. zal ophalen
  4. zullen ophalen
  5. zullen ophalen
  6. zullen ophalen
o.v.t.t.
  1. zou ophalen
  2. zou ophalen
  3. zou ophalen
  4. zouden ophalen
  5. zouden ophalen
  6. zouden ophalen
en verder
  1. ben opgehaald
  2. bent opgehaald
  3. is opgehaald
  4. zijn opgehaald
  5. zijn opgehaald
  6. zijn opgehaald
diversen
  1. haal op!
  2. haalt op!
  3. opgehaald
  4. ophalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ophalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
retirar terugroepen
separar afhaken; afkoppeling; ontkoppeling; uiteengaan; uitnemen
traer langs brengen; meebrengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arrastrar omhooghalen; ophalen aanslepen; erdoor halen; rukken; slepen; sleuren; trekken; versjouwen; voorttrekken
buscar afhalen en meenemen; ophalen; oppikken aankopen; aanschaffen; afzoeken; beproeven; halen; iets opzoeken; keuren; kopen; naslaan; nazoeken; onderzoeken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; testen; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
ir a buscar afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
recoger afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; meenemen; ophalen; oppikken; weghalen; wegnemen afdekken; afplukken; afruimen; bergen; betrappen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; binnen halen; binnenbrengen; binnenhalen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; naar binnen halen; oogsten; opbergen; opeenhopen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; plukken; samenpakken; samenrapen; snappen; sparen; vergaren; verzamelen; wegbergen
recoger y llevar consigo afhalen en meenemen; ophalen; oppikken
recuperar ophalen aanvragen; bekomen; bijspijkeren; goedmaken; heroveren; herstellen; herwinnen; inhalen; inlopen; opkrabbelen; opvragen; terugwinnen; verzoeken; vragen; zich hervinden
retirar afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aftreden; herroepen; terugroepen; terugtrekken; uittreden; zich verwijderen
separar afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afbreken; afkoppelen; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afzonderen; apart zetten; beëindigen; debrayeren; delen; extraheren; forceren; hamsteren; isoleren; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; losrukken; losscheuren; lostornen; lostrekken; ontbinden; ontkoppelen; ontzetten; opdelen; opheffen; oppotten; opsplitsen; opzij leggen; potten; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; tornen; uit de macht ontzetten; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitsplitsen; uittrekken; verbreken; verbrijzelen; zich splitsen
traer afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen aanleveren; aanslepen; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; langs brengen; leveren; meebrengen; overhandigen; terugbezorgen; thuisbezorgen; toedragen; toeleveren; toevoeren

Synonyms for "ophalen":


Antonyms for "ophalen":


Related Definitions for "ophalen":

  1. komen halen om mee te nemen1
    • komt je vader je ophalen op het vliegveld?1
  2. er een beter cijfer voor halen1
    • ik moet het cijfer voor wiskunde ophalen1
  3. verzamelen door bij mensen langs te gaan1
    • wij halen geld op voor de club1
  4. weer weten hoe het was1
    • ik moet mijn wiskunde ophalen1

Wiktionary Translations for ophalen:

ophalen
verb
  1. een voorwerp bij iets/iemand vandaan halen

Cross Translation:
FromToVia
ophalen recoger abholentransitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
ophalen burlarse; burla sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn
ophalen inspirar; sugerir; persuadir inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
ophalen sublevar; alzar souleverlever à une faible hauteur.
ophalen descargar télécharger — Transférer d’un ordinateur distant vers un local (1)

Related Translations for ophalen