Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. weglaten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weglaten from Dutch to Spanish

weglaten:

weglaten verb (laat weg, liet weg, lieten weg, weggelaten)

  1. weglaten

Conjugations for weglaten:

o.t.t.
  1. laat weg
  2. laat weg
  3. laat weg
  4. laten weg
  5. laten weg
  6. laten weg
o.v.t.
  1. liet weg
  2. liet weg
  3. liet weg
  4. lieten weg
  5. lieten weg
  6. lieten weg
v.t.t.
  1. heb weggelaten
  2. hebt weggelaten
  3. heeft weggelaten
  4. hebben weggelaten
  5. hebben weggelaten
  6. hebben weggelaten
v.v.t.
  1. had weggelaten
  2. had weggelaten
  3. had weggelaten
  4. hadden weggelaten
  5. hadden weggelaten
  6. hadden weggelaten
o.t.t.t.
  1. zal weglaten
  2. zult weglaten
  3. zal weglaten
  4. zullen weglaten
  5. zullen weglaten
  6. zullen weglaten
o.v.t.t.
  1. zou weglaten
  2. zou weglaten
  3. zou weglaten
  4. zouden weglaten
  5. zouden weglaten
  6. zouden weglaten
diversen
  1. laat weg!
  2. laat weg!
  3. weggelaten
  4. weglatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weglaten:

NounRelated TranslationsOther Translations
saltarse vervellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
omititr weglaten
pasar por alto weglaten achterhouden; iets mislopen; mislopen; missen; over het hoofd zien; overheen springen; overslaan; overspringen; verhelen; verzwijgen; voorbijzien
saltarse weglaten aanspringen

Wiktionary Translations for weglaten:


Cross Translation:
FromToVia
weglaten omitir omit — to leave out or exclude
weglaten soltar lâcherdétendre, desserrer quelque chose.
weglaten desaprovechar omettremanquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire.