Summary
Dutch to French: more detail...
- deelnemen:
-
Wiktionary:
- deelnemen → participer
- deelnemen → participer
Dutch
Detailed Translations for deelnemen from Dutch to French
deelnemen:
-
deelnemen (participeren; meedoen)
participer; prendre part à; se joindre; adhérer; s'affilier à-
participer verb (participe, participes, participons, participez, participent, participais, participait, participions, participiez, participaient, participai, participas, participa, participâmes, participâtes, participèrent, participerai, participeras, participera, participerons, participerez, participeront)
-
prendre part à verb
-
se joindre verb
-
adhérer verb (adhère, adhères, adhérons, adhérez, adhèrent, adhérais, adhérait, adhérions, adhériez, adhéraient, adhérai, adhéras, adhéra, adhérâmes, adhérâtes, adhérèrent, adhérerai, adhéreras, adhérera, adhérerons, adhérerez, adhéreront)
-
s'affilier à verb
-
-
deelnemen
Conjugations for deelnemen:
o.t.t.
- neem deel
- neemt deel
- neemt deel
- nemen deel
- nemen deel
- nemen deel
o.v.t.
- nam deel
- nam deel
- nam deel
- namen deel
- namen deel
- namen deel
v.t.t.
- heb deelgenomen
- hebt deelgenomen
- heeft deelgenomen
- hebben deelgenomen
- hebben deelgenomen
- hebben deelgenomen
v.v.t.
- had deelgenomen
- had deelgenomen
- had deelgenomen
- hadden deelgenomen
- hadden deelgenomen
- hadden deelgenomen
o.t.t.t.
- zal deelnemen
- zult deelnemen
- zal deelnemen
- zullen deelnemen
- zullen deelnemen
- zullen deelnemen
o.v.t.t.
- zou deelnemen
- zou deelnemen
- zou deelnemen
- zouden deelnemen
- zouden deelnemen
- zouden deelnemen
diversen
- neem deel!
- neemt deel!
- deelgenomen
- deelnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for deelnemen:
Synonyms for "deelnemen":
Related Definitions for "deelnemen":
Wiktionary Translations for deelnemen:
deelnemen
Cross Translation:
verb
deelnemen
-
meedoen, meevoelen
- deelnemen → participer
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• deelnemen | → participer | ↔ partake — to take part in an activity |
• deelnemen | → participer | ↔ participate — to join in, to take part, to involve oneself |