Dutch

Detailed Translations for loos from Dutch to French

loos:


Translation Matrix for loos:

NounRelated TranslationsOther Translations
vide gaping; hiaat; holheid; lacune; ledigheid; leegheid; leegte; leemte; lek; lekken; luchtledige ruimte; niets; spouw; vacuüm; voosheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
libre loos; vrij; zonder taak beschikbaar; brutaal; disponibel; in een handomdraai; in vrijheid; moeiteloos; natuurlijk; niet beschroomd; onbelemmerd; onbeschroomd; ongedwongen; ongehuwd; ongekunsteld; ontvankelijk; openstaand; stoutmoedig; vacant; vanzelf; vatbaar; vrij; vrijmoedig; vrijpostig; zonder moeite
ModifierRelated TranslationsOther Translations
inoccupé ijdel; leeg; loos; ongevuld onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbewoond; ongebruikt; ongeopend
inutilement ijdel; leeg; loos; ongevuld ijdel; nodeloos; nutteloos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeduidend; ongebruikt; ongeopend; onnodig; overbodig; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; zinloos; zonder nut; zonder resultaat
non occupé ijdel; leeg; loos; ongevuld inhoudsloos; ledig; leeg; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbezet; ongebruikt; ongeopend
perdu loos; zoekgeraakt bedorven; foetsie; kwijt; rot; rottig; slecht; te gronde; verdwaald; verdwenen; vergaan; verloren; vermist; vernield; verrot; verwoest; weg; zoek
vainement ijdel; leeg; loos; ongevuld ijdel; nutteloos; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; zonder resultaat
vide loos; vrij; zonder taak inhoudsloos; ledig; leeg; luchtledig; onbebouwd; onbezet; vacuum

Related Words for "loos":

  • loosheid

Wiktionary Translations for loos:


lozen:

lozen verb (loos, loost, loosde, loosden, geloosd)

  1. lozen (afvoeren; afscheiden; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen)
    éjecter; décharger; excréter; dégager; évacuer; déporter; déverser
    • éjecter verb (éjecte, éjectes, éjectons, éjectez, )
    • décharger verb (décharge, décharges, déchargons, déchargez, )
    • excréter verb (excrète, excrètes, excrétons, excrétez, )
    • dégager verb (dégage, dégages, dégagons, dégagez, )
    • évacuer verb (évacue, évacues, évacuons, évacuez, )
    • déporter verb (déporte, déportes, déportons, déportez, )
    • déverser verb (déverse, déverses, déversons, déversez, )

Conjugations for lozen:

o.t.t.
  1. loos
  2. loost
  3. loost
  4. lozen
  5. lozen
  6. lozen
o.v.t.
  1. loosde
  2. loosde
  3. loosde
  4. loosden
  5. loosden
  6. loosden
v.t.t.
  1. heb geloosd
  2. hebt geloosd
  3. heeft geloosd
  4. hebben geloosd
  5. hebben geloosd
  6. hebben geloosd
v.v.t.
  1. had geloosd
  2. had geloosd
  3. had geloosd
  4. hadden geloosd
  5. hadden geloosd
  6. hadden geloosd
o.t.t.t.
  1. zal lozen
  2. zult lozen
  3. zal lozen
  4. zullen lozen
  5. zullen lozen
  6. zullen lozen
o.v.t.t.
  1. zou lozen
  2. zou lozen
  3. zou lozen
  4. zouden lozen
  5. zouden lozen
  6. zouden lozen
en verder
  1. ben geloosd
  2. bent geloosd
  3. is geloosd
  4. zijn geloosd
  5. zijn geloosd
  6. zijn geloosd
diversen
  1. loos!
  2. loost!
  3. geloosd
  4. lozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lozen [znw.] noun

  1. lozen (spuien)
    le déversement; le dégorgement; la vidange; l'écoulement; l'évacuation

Translation Matrix for lozen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dégager wegruimen
dégorgement lozen; spuien
déversement lozen; spuien afstorten; drainage; drooglegging; neerstorten; ontwatering; spuiïng
vidange lozen; spuien afwatering; drainage; drooglegging; lozing; ontwatering; spuiïng; waterafvoer
écoulement lozen; spuien afloop; afvoer; afwatering; bloeding; bloeduitvloeiing; drainage; drooglegging; lediging; lozing; ontwatering; spuiïng; stromen; uitlaat; uitlaatpijp; verstrijken; verstrijking; vervallen; vlampijp; vloeiing; vloeimiddel; waterafvoer
évacuation lozen; spuien afwatering; drainage; drooglegging; evacuatie; lediging; lozing; ontruiming; ontwatering; waterafvoer
VerbRelated TranslationsOther Translations
décharger afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afmaken; afreageren; afschieten; afslachten; afvloeien; afvuren; bliksemen; congé geven; dechargeren; doden; ecarteren; eruit gooien; flitsen; iets uitladen; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; lichten; lossen; luchten; moorden; neerhalen; neersabelen; neerschieten; om het leven brengen; ombrengen; onschuldig verklaren; ontheffen; ontladen; ontslaan; oplichten; schieten; schieten op; schoten lossen; uitgieten; uitladen; uitschenken; uitsturen; van zijn positie verdrijven; vermoorden; verzenden; vrijpleiten; vrijspreken; vuren; weerlichten; wegsturen; wegzenden; zuiveren
dégager afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen banen; bevrijden; detacheren; emanciperen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; scheiden; tewerkstellen; tornen; uithalen; uittrekken; uitzenden; verlossen; vrijmaken; vrijvechten; wegstoten; wegtrappen
déporter afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afvoeren; deporteren; meedragen; uitzetten; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
déverser afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen afrollen; afvoeren; doen wegvloeien; gieten; ledigen; leeggieten; leegmaken; leegstorten; ontrollen; overhevelen; overtappen; schenken; spuien; uit de weg gaan; uitgieten; uitrollen; uitschenken; uitstorten; uitwateren; uitwijken; water afvoeren; water lozen
excréter afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen
éjecter afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen uitgooien; uitwerpen
évacuer afscheiden; afvoeren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen aftappen; evacueren; ledigen; leeghalen; leegmaken; leegruimen; legen; ontruimen; ontwateren; tappen; uithalen; uitschenken

Wiktionary Translations for lozen:

lozen
verb
  1. iets uitwerpen, kwijt zien te raken, gewoonlijk een vloeistof

Cross Translation:
FromToVia
lozen par-dessus bord; jeter; larguer; délester jettison — to eject from a boat

Related Translations for loos