Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. harpoeneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for harpoeneren from Dutch to French

harpoeneren:

harpoeneren verb (harpoeneer, harpoeneert, harpoeneerde, harpoeneerden, geharpoeneerd)

  1. harpoeneren (met een harpoen treffen)
    harponner
    • harponner verb (harponne, harponnes, harponnons, harponnez, )

Conjugations for harpoeneren:

o.t.t.
  1. harpoeneer
  2. harpoeneert
  3. harpoeneert
  4. harpoeneren
  5. harpoeneren
  6. harpoeneren
o.v.t.
  1. harpoeneerde
  2. harpoeneerde
  3. harpoeneerde
  4. harpoeneerden
  5. harpoeneerden
  6. harpoeneerden
v.t.t.
  1. heb geharpoeneerd
  2. hebt geharpoeneerd
  3. heeft geharpoeneerd
  4. hebben geharpoeneerd
  5. hebben geharpoeneerd
  6. hebben geharpoeneerd
v.v.t.
  1. had geharpoeneerd
  2. had geharpoeneerd
  3. had geharpoeneerd
  4. hadden geharpoeneerd
  5. hadden geharpoeneerd
  6. hadden geharpoeneerd
o.t.t.t.
  1. zal harpoeneren
  2. zult harpoeneren
  3. zal harpoeneren
  4. zullen harpoeneren
  5. zullen harpoeneren
  6. zullen harpoeneren
o.v.t.t.
  1. zou harpoeneren
  2. zou harpoeneren
  3. zou harpoeneren
  4. zouden harpoeneren
  5. zouden harpoeneren
  6. zouden harpoeneren
en verder
  1. ben geharpoeneerd
  2. bent geharpoeneerd
  3. is geharpoeneerd
  4. zijn geharpoeneerd
  5. zijn geharpoeneerd
  6. zijn geharpoeneerd
diversen
  1. harpoeneer!
  2. harpoeneert!
  3. geharpoeneerd
  4. harpoenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for harpoeneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
harponner harpoeneren; met een harpoen treffen

Wiktionary Translations for harpoeneren:

harpoeneren
verb
  1. het vangen van vissen door middel van een harpoen

Cross Translation:
FromToVia
harpoeneren harponner harpoon — to hunt with a harpoon