Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. kortsluiten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kortsluiten from Dutch to French

kortsluiten:

kortsluiten verb (sluit kort, sloot kort, sloten kort, kortgesloten)

  1. kortsluiten
    court-circuiter
    • court-circuiter verb (court-circuite, court-circuites, court-circuitons, court-circuitez, )

Conjugations for kortsluiten:

o.t.t.
  1. sluit kort
  2. sluit kort
  3. sluit kort
  4. sluiten kort
  5. sluiten kort
  6. sluiten kort
o.v.t.
  1. sloot kort
  2. sloot kort
  3. sloot kort
  4. sloten kort
  5. sloten kort
  6. sloten kort
v.t.t.
  1. heb kortgesloten
  2. hebt kortgesloten
  3. heeft kortgesloten
  4. hebben kortgesloten
  5. hebben kortgesloten
  6. hebben kortgesloten
v.v.t.
  1. had kortgesloten
  2. had kortgesloten
  3. had kortgesloten
  4. hadden kortgesloten
  5. hadden kortgesloten
  6. hadden kortgesloten
o.t.t.t.
  1. zal kortsluiten
  2. zult kortsluiten
  3. zal kortsluiten
  4. zullen kortsluiten
  5. zullen kortsluiten
  6. zullen kortsluiten
o.v.t.t.
  1. zou kortsluiten
  2. zou kortsluiten
  3. zou kortsluiten
  4. zouden kortsluiten
  5. zouden kortsluiten
  6. zouden kortsluiten
en verder
  1. ben kortgesloten
  2. bent kortgesloten
  3. is kortgesloten
  4. zijn kortgesloten
  5. zijn kortgesloten
  6. zijn kortgesloten
diversen
  1. sluit kort!
  2. sluit kort!
  3. kortgesloten
  4. kortsluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kortsluiten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
court-circuiter kortsluiten

Wiktionary Translations for kortsluiten:

kortsluiten
verb
  1. électricité|fr Mettre en court-circuit.

Cross Translation:
FromToVia
kortsluiten dialoguer dialog — discuss
kortsluiten dialoguer dialogue — discuss