Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. spenderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for spenderen from Dutch to French

spenderen:

spenderen verb (spendeer, spendeert, spendeerde, spendeerden, gespendeerd)

  1. spenderen (besteden; uitgeven)
    dépenser
    • dépenser verb (dépense, dépenses, dépensons, dépensez, )

Conjugations for spenderen:

o.t.t.
  1. spendeer
  2. spendeert
  3. spendeert
  4. spenderen
  5. spenderen
  6. spenderen
o.v.t.
  1. spendeerde
  2. spendeerde
  3. spendeerde
  4. spendeerden
  5. spendeerden
  6. spendeerden
v.t.t.
  1. heb gespendeerd
  2. hebt gespendeerd
  3. heeft gespendeerd
  4. hebben gespendeerd
  5. hebben gespendeerd
  6. hebben gespendeerd
v.v.t.
  1. had gespendeerd
  2. had gespendeerd
  3. had gespendeerd
  4. hadden gespendeerd
  5. hadden gespendeerd
  6. hadden gespendeerd
o.t.t.t.
  1. zal spenderen
  2. zult spenderen
  3. zal spenderen
  4. zullen spenderen
  5. zullen spenderen
  6. zullen spenderen
o.v.t.t.
  1. zou spenderen
  2. zou spenderen
  3. zou spenderen
  4. zouden spenderen
  5. zouden spenderen
  6. zouden spenderen
en verder
  1. ben gespendeerd
  2. bent gespendeerd
  3. is gespendeerd
  4. zijn gespendeerd
  5. zijn gespendeerd
  6. zijn gespendeerd
diversen
  1. spendeer!
  2. spendeert!
  3. gespendeerd
  4. spenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spenderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dépenser besteden; spenderen; uitgeven doorjagen; doorleven; doorstaan; erdoor jagen; opmaken; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verdragen; verduren; verteren

Wiktionary Translations for spenderen:

spenderen
verb
  1. (religion) consacrer au culte divin.
  2. Employer telle ou telle somme à l’achat de telle ou telle chose.