Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. voorvoelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorvoelen from Dutch to French

voorvoelen:

voorvoelen verb (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

  1. voorvoelen (aanvoelen)
    ressentir; sentir; pressentir; apercevoir; éprouver; se rendre compte de
    • ressentir verb (ressens, ressent, ressentons, ressentez, )
    • sentir verb (sens, sent, sentons, sentez, )
    • pressentir verb (pressens, pressent, pressentons, pressentez, )
    • apercevoir verb (aperçois, aperçoit, apercevons, apercevez, )
    • éprouver verb (éprouve, éprouves, éprouvons, éprouvez, )

Conjugations for voorvoelen:

o.t.t.
  1. voorvoel
  2. voorvoelt
  3. voorvoelt
  4. voorvoelen
  5. voorvoelen
  6. voorvoelen
o.v.t.
  1. voorvoelde
  2. voorvoelde
  3. voorvoelde
  4. voorvoelden
  5. voorvoelden
  6. voorvoelden
v.t.t.
  1. heb voorvoeld
  2. hebt voorvoeld
  3. heeft voorvoeld
  4. hebben voorvoeld
  5. hebben voorvoeld
  6. hebben voorvoeld
v.v.t.
  1. had voorvoeld
  2. had voorvoeld
  3. had voorvoeld
  4. hadden voorvoeld
  5. hadden voorvoeld
  6. hadden voorvoeld
o.t.t.t.
  1. zal voorvoelen
  2. zult voorvoelen
  3. zal voorvoelen
  4. zullen voorvoelen
  5. zullen voorvoelen
  6. zullen voorvoelen
o.v.t.t.
  1. zou voorvoelen
  2. zou voorvoelen
  3. zou voorvoelen
  4. zouden voorvoelen
  5. zouden voorvoelen
  6. zouden voorvoelen
diversen
  1. voorvoel!
  2. voorvoelt!
  3. voorvoeld
  4. voorvoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorvoelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apercevoir aanvoelen; voorvoelen aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te horen krijgen; te zien krijgen; turen; vernemen; voelen; waarnemen; zien
pressentir aanvoelen; voorvoelen
ressentir aanvoelen; voorvoelen beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen
se rendre compte de aanvoelen; voorvoelen bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; merken; observeren; ontwaren; opmerken; signaleren; voelen; waarnemen; zien
sentir aanvoelen; voorvoelen beleven; ervaren; gewaarworden; iets voelen; ondervinden; voelen
éprouver aanvoelen; voorvoelen beleven; beproeven; doormaken; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; horen; keuren; lijden; ondervinden; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; te horen krijgen; testen; uitproberen; vernemen; voelen

Wiktionary Translations for voorvoelen:

voorvoelen