Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanmeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanmeren from Dutch to French

aanmeren:

aanmeren verb

  1. aanmeren (vastmeren; aanleggen; vastleggen; )
    accoster; aborder; amarrer
    • accoster verb (accoste, accostes, accostons, accostez, )
    • aborder verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )
    • amarrer verb (amarre, amarres, amarrons, amarrez, )

Translation Matrix for aanmeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aborder aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aankaarten; aanknopen; aanroepen; aansnijden; aanvoeren; aflopen; een voorstel doen; entameren; enteren; gesprek aanknopen; naar voren brengen; naderen; op tafel leggen; openen; opmerken; opperen; opwerpen; praaien; raken; starten; te berde brengen; tegemoetkomen; ter sprake brengen; terechtkomen; toenaderen; toeroepen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vertellen; vervallen; verwoorden; voorbijgaan; zeggen
accoster aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aanroepen; praaien; toeroepen
amarrer aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren aan een touw vastleggen; sjorren; vastleggen; vastsnoeren

Wiktionary Translations for aanmeren:

aanmeren
verb
  1. (een schip) aanleggen
aanmeren
verb
  1. Lier à l’aide d’un bout d’amarrage ou une amarre un bateau...

Cross Translation:
FromToVia
aanmeren ancrer; amarrer; mouiller moor — to cast anchor or become fastened