Dutch

Detailed Translations for aanstippen from Dutch to French

aanstippen:

aanstippen verb (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)

  1. aanstippen (even aanraken; aanroeren)
    frôler; toucher; toucher légèrement; effleurer; mélanger; toquer; marquer d'un point; toucher un moment; toucher à peine à
    • frôler verb (frôle, frôles, frôlons, frôlez, )
    • toucher verb (touche, touches, touchons, touchez, )
    • effleurer verb (effleure, effleures, effleurons, effleurez, )
    • mélanger verb (mélange, mélanges, mélangeons, mélangez, )
    • toquer verb (toque, toques, toquons, toquez, )
  2. aanstippen (aantippen; tippen)
    marquer; cocher; marquer d'un trait; marquer d'un point
    • marquer verb (marque, marques, marquons, marquez, )
    • cocher verb (coche, coches, cochons, cochez, )

Conjugations for aanstippen:

o.t.t.
  1. stip aan
  2. stipt aan
  3. stipt aan
  4. stippen aan
  5. stippen aan
  6. stippen aan
o.v.t.
  1. stipte aan
  2. stipte aan
  3. stipte aan
  4. stipten aan
  5. stipten aan
  6. stipten aan
v.t.t.
  1. heb aangestipt
  2. hebt aangestipt
  3. heeft aangestipt
  4. hebben aangestipt
  5. hebben aangestipt
  6. hebben aangestipt
v.v.t.
  1. had aangestipt
  2. had aangestipt
  3. had aangestipt
  4. hadden aangestipt
  5. hadden aangestipt
  6. hadden aangestipt
o.t.t.t.
  1. zal aanstippen
  2. zult aanstippen
  3. zal aanstippen
  4. zullen aanstippen
  5. zullen aanstippen
  6. zullen aanstippen
o.v.t.t.
  1. zou aanstippen
  2. zou aanstippen
  3. zou aanstippen
  4. zouden aanstippen
  5. zouden aanstippen
  6. zouden aanstippen
diversen
  1. stip aan!
  2. stipt aan!
  3. aangestipt
  4. aanstippende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstippen:

NounRelated TranslationsOther Translations
marquer aanstrepen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
VerbRelated TranslationsOther Translations
cocher aanstippen; aantippen; tippen aankruisen; aanstrepen; aantallen afstrepen; afvinken; merken; turven; vinken
effleurer aanroeren; aanstippen; even aanraken lichtjes aanraken; schampen
frôler aanroeren; aanstippen; even aanraken lichtjes aanraken; toucheren
marquer aanstippen; aantippen; tippen aankruisen; aanstrepen; afbakenen; afpalen; aftekenen; afvinken; afzetten; begrenzen; bevestigen; branden; brandmerken; contrasteren; ergens aan bevestigen; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; keurmerken; markeren; merken; omlijnen; stempel drukken op; taggen; typeren; van stigma's voorzien; vastmaken; vastzetten; vinken
marquer d'un point aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen aanstrepen; afvinken; vinken
marquer d'un trait aanstippen; aantippen; tippen aanstrepen; afvinken; branden; brandmerken; inbranden; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; markeren; typeren; van stigma's voorzien; vinken
mélanger aanroeren; aanstippen; even aanraken aan mengsel toevoegen; beroeren; bijmengen; door elkaar schudden; dooreenmengen; doorelkaargooien; husselen; hutselen; mengen; mixen; roeren; vermengen
toquer aanroeren; aanstippen; even aanraken aankloppen; aantikken; kloppen; tikken
toucher aanroeren; aanstippen; even aanraken aangaan; aangrijpen; aanraken; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden
toucher légèrement aanroeren; aanstippen; even aanraken omroeren; roeren
toucher un moment aanroeren; aanstippen; even aanraken
toucher à peine à aanroeren; aanstippen; even aanraken