Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dagvaarden:


Dutch

Detailed Translations for dagvaarden from Dutch to French

dagvaarden:

dagvaarden verb (dagvaard, dagvaardt, dagvaardde, dagvaardden, gedagvaard)

  1. dagvaarden
    citer en justice; assigner; citer; appeler; traduire
    • assigner verb (assigne, assignes, assignons, assignez, )
    • citer verb (cite, cites, citons, citez, )
    • appeler verb (appelle, appelles, appelons, appelez, )
    • traduire verb (traduis, traduit, traduisons, traduisez, )

Conjugations for dagvaarden:

o.t.t.
  1. dagvaard
  2. dagvaardt
  3. dagvaardt
  4. dagvaarden
  5. dagvaarden
  6. dagvaarden
o.v.t.
  1. dagvaardde
  2. dagvaardde
  3. dagvaardde
  4. dagvaardden
  5. dagvaardden
  6. dagvaardden
v.t.t.
  1. heb gedagvaard
  2. hebt gedagvaard
  3. heeft gedagvaard
  4. hebben gedagvaard
  5. hebben gedagvaard
  6. hebben gedagvaard
v.v.t.
  1. had gedagvaard
  2. had gedagvaard
  3. had gedagvaard
  4. hadden gedagvaard
  5. hadden gedagvaard
  6. hadden gedagvaard
o.t.t.t.
  1. zal dagvaarden
  2. zult dagvaarden
  3. zal dagvaarden
  4. zullen dagvaarden
  5. zullen dagvaarden
  6. zullen dagvaarden
o.v.t.t.
  1. zou dagvaarden
  2. zou dagvaarden
  3. zou dagvaarden
  4. zouden dagvaarden
  5. zouden dagvaarden
  6. zouden dagvaarden
en verder
  1. ben gedagvaard
  2. bent gedagvaard
  3. is gedagvaard
  4. zijn gedagvaard
  5. zijn gedagvaard
  6. zijn gedagvaard
diversen
  1. dagvaard!
  2. dagvaardt!
  3. gedagvaard
  4. dagvaardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dagvaarden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
appeler dagvaarden aanroepen; aantekenen; appelleren; appèl aantekenen; bellen; benoemen; beroep doen op; bestempelen; betitelen; binnen halen; binnenroepen; door de telefoon praten; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; inroepen; laten komen; noemen; ontbieden; opbellen; oproepen; praaien; roepen; sommeren; telefoneren; telefoontje plegen; tevoorschijn roepen; toeroepen; vernoemen; verzet aantekenen
assigner dagvaarden bevelen; commanderen; dagen; decreteren; gebieden; gelasten; gunnen; iets toekennen; opdragen; toebedelen; toekennen; toewijzen; verordenen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
citer dagvaarden aanhalen; aankaarten; aansnijden; aanvoeren; benoemen; citeren; dagen; een naam geven; entameren; erbij zeggen; noemen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen; vermelden; vernoemen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
citer en justice dagvaarden ontbieden; oproepen; sommeren
traduire dagvaarden beschrijven; interpreteren; overbrengen; overzetten; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertalen; vertolken; verwoorden; weergeven