Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dimmen:


Dutch

Detailed Translations for dim from Dutch to French

dimmen:

dimmen verb (dim, dimt, dimde, dimden, gedimd)

  1. dimmen
    baisser
    • baisser verb (baisse, baisses, baissons, baissez, )

Conjugations for dimmen:

o.t.t.
  1. dim
  2. dimt
  3. dimt
  4. dimmen
  5. dimmen
  6. dimmen
o.v.t.
  1. dimde
  2. dimde
  3. dimde
  4. dimden
  5. dimden
  6. dimden
v.t.t.
  1. heb gedimd
  2. hebt gedimd
  3. heeft gedimd
  4. hebben gedimd
  5. hebben gedimd
  6. hebben gedimd
v.v.t.
  1. had gedimd
  2. had gedimd
  3. had gedimd
  4. hadden gedimd
  5. hadden gedimd
  6. hadden gedimd
o.t.t.t.
  1. zal dimmen
  2. zult dimmen
  3. zal dimmen
  4. zullen dimmen
  5. zullen dimmen
  6. zullen dimmen
o.v.t.t.
  1. zou dimmen
  2. zou dimmen
  3. zou dimmen
  4. zouden dimmen
  5. zouden dimmen
  6. zouden dimmen
en verder
  1. is gedimd
  2. zijn gedimd
diversen
  1. dim!
  2. dimt!
  3. gedimd
  4. dimmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dimmen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
baisser dimmen achteruitgaan; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; kelderen; kleiner worden; korten; krimpen; lager maken; matigen; minder worden; minderen; omlaagbrengen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen; zakken