Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. garen:
  2. Wiktionary:
    • garen → fil


Dutch

Detailed Translations for garen from Dutch to French

garen:

garen [het ~] noun

  1. het garen (rijgsnoer; draad)
    le fil; la corde; le cordon
  2. het garen (draad; hechtdraad)
    le fil; le fil de suture; le filet
  3. het garen
    le fil
    • fil [le ~] noun

Translation Matrix for garen:

NounRelated TranslationsOther Translations
corde draad; garen; rijgsnoer elektriciteitsdraad; gelid; kabel; kabeltouw; koord; lijn; linie; rij; scheepskabel; scheepstouw; scheerlijn; snaar; snoer; snoertje; streep; touw; touwtje
cordon draad; garen; rijgsnoer ceintuur; elektriciteitsdraad; gordel; haarband; haarlint; koordje; kordon; lint; riem; snoer; snoertje; touwtje; voetriempje
fil draad; garen; hechtdraad; rijgsnoer beheer; bestuur; directie; draad; draadje; elektriciteitsdraad; elektrische geleiding; geleiding; hengelsnoer; kabel; kabelleiding; koord; leiding; snoer; snoertje; vislijn; vissnoer
fil de suture draad; garen; hechtdraad
filet draad; garen; hechtdraad beheer; bestuur; bies; directie; elektriciteitsdraad; filet; filetstuk; geleiding; haasfilet; haasje; kabel; kabelleiding; leiding; net; netwerk; sliert; slingervormig ding; snoer; snoertje; strook; tennisnet; tongriem; valnet

Related Words for "garen":

  • garens

Wiktionary Translations for garen:


Cross Translation:
FromToVia
garen fil thread — long, thin and flexible form of material
garen fil yarn — fiber strand for knitting or weaving

Related Translations for garen