Summary


Dutch

Detailed Translations for geëxploiteerd from Dutch to French

geëxploiteerd:

geëxploiteerd adj

  1. geëxploiteerd (ontgind)
  2. geëxploiteerd (uitgebuit)

Translation Matrix for geëxploiteerd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
exploité geëxploiteerd; ontgind; uitgebuit
usagé geëxploiteerd; uitgebuit gebruikt; tweedehands
usé geëxploiteerd; uitgebuit afgedragen; afgeleefd; afgesleten; afgesloofd; afgetrapt; aftands; doorgesleten; oud; sleets; uitgesleten; versleten; vervallen

Related Words for "geëxploiteerd":

  • geëxploiteerde

exploiteren:

exploiteren verb (exploiteer, exploiteert, exploiteerde, exploiteerden, geëxploiteerd)

  1. exploiteren (uitbuiten)
    mettre à profit; mettre en exploitation; exploiter; utiliser; faire valoir; faire travailler; employer; cultiver; se servir de; user de
    • exploiter verb (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • utiliser verb (utilise, utilises, utilisons, utilisez, )
    • employer verb (emploie, emploies, employons, employez, )
    • cultiver verb (cultive, cultives, cultivons, cultivez, )
    • user de verb

Conjugations for exploiteren:

o.t.t.
  1. exploiteer
  2. exploiteert
  3. exploiteert
  4. exploiteren
  5. exploiteren
  6. exploiteren
o.v.t.
  1. exploiteerde
  2. exploiteerde
  3. exploiteerde
  4. exploiteerden
  5. exploiteerden
  6. exploiteerden
v.t.t.
  1. heb geëxploiteerd
  2. hebt geëxploiteerd
  3. heeft geëxploiteerd
  4. hebben geëxploiteerd
  5. hebben geëxploiteerd
  6. hebben geëxploiteerd
v.v.t.
  1. had geëxploiteerd
  2. had geëxploiteerd
  3. had geëxploiteerd
  4. hadden geëxploiteerd
  5. hadden geëxploiteerd
  6. hadden geëxploiteerd
o.t.t.t.
  1. zal exploiteren
  2. zult exploiteren
  3. zal exploiteren
  4. zullen exploiteren
  5. zullen exploiteren
  6. zullen exploiteren
o.v.t.t.
  1. zou exploiteren
  2. zou exploiteren
  3. zou exploiteren
  4. zouden exploiteren
  5. zouden exploiteren
  6. zouden exploiteren
diversen
  1. exploiteer!
  2. exploiteert!
  3. geëxploiteerd
  4. exploiterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

exploiteren [znw.] noun

  1. exploiteren (exploitatie)
    l'exploitation; la succion

Translation Matrix for exploiteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
exploitation exploitatie; exploiteren bebouwing; bedrijf; coöperatie; exploitatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; landontginning; maatschap; maatschappij; onderneming; ontginning; uitbuiting; uitzuiging; vennootschap
succion exploitatie; exploiteren exploitatie; uitbuiting; uitzuiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
cultiver exploiteren; uitbuiten aankweken; aanplanten; beschaven; civiliseren; cultiveren; fokken; genereren; kweken; ontwikkelen; opkweken; planten; procreëren; telen; verbouwen; voortbrengen
employer exploiteren; uitbuiten aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; utiliseren
exploiter exploiteren; uitbuiten beroven; leeghalen; munt uitslaan; ontdoen; ontginnen; plunderen; profiteren; uitbuiten; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; voor landbouw klaar maken; voordeel trekken; woekeren
faire travailler exploiteren; uitbuiten
faire valoir exploiteren; uitbuiten profiteren; voordeel trekken
mettre en exploitation exploiteren; uitbuiten
mettre à profit exploiteren; uitbuiten woekeren
se servir de exploiteren; uitbuiten aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; utiliseren
user de exploiteren; uitbuiten aanwenden; benutten; bezigen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; utiliseren
utiliser exploiteren; uitbuiten aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; consumeren; doorjagen; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; opmaken; toepassen; utiliseren; verbruiken

Related Definitions for "exploiteren":

  1. zo gebruiken dat het winst oplevert1
    • welke firma exploiteert de nieuwe tunnel?1

Wiktionary Translations for exploiteren:

exploiteren
verb
  1. draaiende houden met winst
exploiteren
Cross Translation:
FromToVia
exploiteren exploiter exploit — use for one’s advantage