Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. initiëren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for initiëren from Dutch to French

initiëren:

initiëren verb

  1. initiëren (op gang brengen)
    activer
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )

Translation Matrix for initiëren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
activer initiëren; op gang brengen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; accelereren; activeren; animeren; beginnen; bemoedigen; bespoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; porren; prikkelen; provoceren; starten; stimuleren; stoken; toemoedigen; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
activer inschakelen

Wiktionary Translations for initiëren:

initiëren
verb
  1. inwijden, invoeren