Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. interen:


Dutch

Detailed Translations for interen from Dutch to French

interen:

interen verb (teer in, teert in, teerde in, teerden in, ingeteerd)

  1. interen
    écorner
    • écorner verb (écorne, écornes, écornons, écornez, )

Conjugations for interen:

o.t.t.
  1. teer in
  2. teert in
  3. teert in
  4. teren in
  5. teren in
  6. teren in
o.v.t.
  1. teerde in
  2. teerde in
  3. teerde in
  4. teerden in
  5. teerden in
  6. teerden in
v.t.t.
  1. ben ingeteerd
  2. bent ingeteerd
  3. is ingeteerd
  4. zijn ingeteerd
  5. zijn ingeteerd
  6. zijn ingeteerd
v.v.t.
  1. was ingeteerd
  2. was ingeteerd
  3. was ingeteerd
  4. waren ingeteerd
  5. waren ingeteerd
  6. waren ingeteerd
o.t.t.t.
  1. zal interen
  2. zult interen
  3. zal interen
  4. zullen interen
  5. zullen interen
  6. zullen interen
o.v.t.t.
  1. zou interen
  2. zou interen
  3. zou interen
  4. zouden interen
  5. zouden interen
  6. zouden interen
diversen
  1. teer in!
  2. teert in!
  3. ingeteerd
  4. interend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for interen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
écorner interen