Dutch

Detailed Translations for knuffel from Dutch to French

knuffel:

knuffel [de ~ (m)] noun

  1. de knuffel (liefkozing)
    la caresse; la câlinerie; la cajolerie

Translation Matrix for knuffel:

NounRelated TranslationsOther Translations
cajolerie knuffel; liefkozing aai; aaiing; aanhalen; aanhaling; compliment; geknuffel; gestreel; liefkozing; streling; vleien; vleierij
caresse knuffel; liefkozing aai; aaiing; aanhalen; aanhaling; geknuffel; gestreel; liefkozing; streling; vleien
câlinerie knuffel; liefkozing aai; aaiing; aanhalen; aanhaling; gestreel; knuffelpartij; liefkozing; streling; vleien

Related Words for "knuffel":


Wiktionary Translations for knuffel:

knuffel
noun
  1. één van de meest voorkomende menselijke gebaren, naast het geven van een kus, om affectie te tonen
knuffel
noun
  1. câlinerie
  2. text|fr étoffe de laine, de soie, de fil, analogue au velours, mais dont le poil est long, couché et brillant.

Cross Translation:
FromToVia
knuffel câlin cuddle — affectionate embrace
knuffel accolade; embrassade; embrassement; étreinte embrace — hug
knuffel câlin; étreinte hug — affectionate embrace

knuffelen:

knuffelen verb (knuffel, knuffelt, knuffelde, knuffelden, geknuffeld)

  1. knuffelen (liefkozen)
    embrasser; caresser; câliner; chatouiller; faire des caresses; cajoler; choyer; serrer; flatter; enlacer
    • embrasser verb (embrasse, embrasses, embrassons, embrassez, )
    • caresser verb (caresse, caresses, caressons, caressez, )
    • câliner verb (câline, câlines, câlinons, câlinez, )
    • chatouiller verb (chatouille, chatouilles, chatouillons, chatouillez, )
    • cajoler verb (cajole, cajoles, cajolons, cajolez, )
    • choyer verb (choie, choies, choyons, choyez, )
    • serrer verb (serre, serres, serrons, serrez, )
    • flatter verb (flatte, flattes, flattons, flattez, )
    • enlacer verb (enlace, enlaces, enlaçons, enlacez, )

Conjugations for knuffelen:

o.t.t.
  1. knuffel
  2. knuffelt
  3. knuffelt
  4. knuffelen
  5. knuffelen
  6. knuffelen
o.v.t.
  1. knuffelde
  2. knuffelde
  3. knuffelde
  4. knuffelden
  5. knuffelden
  6. knuffelden
v.t.t.
  1. heb geknuffeld
  2. hebt geknuffeld
  3. heeft geknuffeld
  4. hebben geknuffeld
  5. hebben geknuffeld
  6. hebben geknuffeld
v.v.t.
  1. had geknuffeld
  2. had geknuffeld
  3. had geknuffeld
  4. hadden geknuffeld
  5. hadden geknuffeld
  6. hadden geknuffeld
o.t.t.t.
  1. zal knuffelen
  2. zult knuffelen
  3. zal knuffelen
  4. zullen knuffelen
  5. zullen knuffelen
  6. zullen knuffelen
o.v.t.t.
  1. zou knuffelen
  2. zou knuffelen
  3. zou knuffelen
  4. zouden knuffelen
  5. zouden knuffelen
  6. zouden knuffelen
en verder
  1. ben geknuffeld
  2. bent geknuffeld
  3. is geknuffeld
  4. zijn geknuffeld
  5. zijn geknuffeld
  6. zijn geknuffeld
diversen
  1. knuffel!
  2. knuffelt!
  3. geknuffeld
  4. knuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knuffelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
serrer aanschroeven; vastschroeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
cajoler knuffelen; liefkozen beminnen; de liefde bedrijven; knuffen; kozen; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
caresser knuffelen; liefkozen aaien; knuffen; koesteren; kozen; strelen
chatouiller knuffelen; liefkozen kietelen; kittelen; kriebelen
choyer knuffelen; liefkozen
câliner knuffelen; liefkozen aaien; beminnen; de liefde bedrijven; knuffen; kozen; kroelen; liefkozen; minnekozen; minnen; strelen; vrijen
embrasser knuffelen; liefkozen kussen; omarmen; omhelzen; omstrengelen; zoenen
enlacer knuffelen; liefkozen aaien; ineenstrengelen; ineenvlechten; samenvlechten; strelen; strengelen; verstrengelen; vervlechten; verweven; vlechten
faire des caresses knuffelen; liefkozen aaien; knuffen; kozen; strelen
flatter knuffelen; liefkozen flatteren; flemen; flikflooien; goed staan; kruipen; stroop om de mond smeren; vleien; vlemen
serrer knuffelen; liefkozen aandraaien; aandrukken; aanschroeven; aantrekken; comprimeren; dichtdraaien; dichtknijpen; dichtschroeven; dichttrekken; door draaien vastmaken; drukken; klemmen; klemzetten; knellen; met gespannen voorwerp omsluiten; omklemmen; omspannen; oprekken; overspannen; rekken; samendrukken; samenpersen; schroeven; strak zitten; vastdraaien; vastdrukken; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; vastknijpen; vastschroeven

Related Words for "knuffelen":


Wiktionary Translations for knuffelen:


Cross Translation:
FromToVia
knuffelen câliner cuddle — embrace, lie together snugly
knuffelen cajoler cuddle — cradle in one's arms
knuffelen étreindre; embrasser embrace — to hug (a person)
knuffelen embrasser; serrer; étreindre hug — embrace
knuffelen câlin; étreinte hug — affectionate embrace