Dutch

Detailed Translations for manipuleren from Dutch to French

manipuleren:

manipuleren verb

  1. manipuleren (te werk gaan; werken; opereren; )
    opérer; procéder; faire marcher; mettre en marche; agir; manipuler; faire un procès à; s'occuper de; s'y prendre
    • opérer verb (opère, opères, opérons, opérez, )
    • procéder verb (procède, procèdes, procédons, procédez, )
    • agir verb (agis, agit, agissons, agissez, )
    • manipuler verb (manipule, manipules, manipulons, manipulez, )
  2. manipuleren
    manipuler
    • manipuler verb (manipule, manipules, manipulons, manipulez, )

Translation Matrix for manipuleren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
agir handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken ageren; handelen
faire marcher handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken aandoen; aanmaken; aanzetten; beetnemen; in het ootje nemen; inschakelen; starten; voortbewegen
faire un procès à handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken
manipuler handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken behandelen; onder behandeling nemen
mettre en marche handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken aanbreken; aandoen; aandraaien; aandrijven; aangaan; aankaarten; aanknopen; aanmaken; aanslingeren; aansnijden; aansporen; aanvangen; aanzetten; aanzwengelen; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; in werking stellen; inluiden; inschakelen; ondernemen; openen; opkrikken; opstarten; opwekken; opwerpen; prikkelen; starten; stimuleren; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
opérer handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken ageren; handelen
procéder handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken
s'occuper de handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken aan tafel bedienen; bedienen; inlaten; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; te doen hebben; voorzetten; zich bezighouden met
s'y prendre handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken

Wiktionary Translations for manipuleren:

manipuleren
verb
  1. (overgankelijk) het met een bedrieglijke methode iets gedaan krijgen.
manipuleren
verb
  1. Prendre, tâter, toucher avec la main, pour s'en servir ou pour évaluer.

Cross Translation:
FromToVia
manipuleren altérer; compromettre; trafiquer; bidouiller; tripoter tamper — alter by making unauthorized changes