Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontfutselen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontfutselen from Dutch to French

ontfutselen:

ontfutselen verb (ontfutsel, ontfutselt, ontfutselde, ontfutselden, ontfutseld)

  1. ontfutselen (inpikken; pikken; aftroggelen; )
    piquer; piller; faucher; rafler; chiper; subtiliser
    • piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, )
    • piller verb (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • faucher verb (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • rafler verb (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • chiper verb (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • subtiliser verb (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
  2. ontfutselen (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    enlever; voler; prendre; chiper; dérober; retirer; piquer; ôter; barboter; faucher; marauder; piller; rafler; subtiliser; choper; s'emparer
    • enlever verb (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • voler verb (vole, voles, volons, volez, )
    • prendre verb (prends, prend, prenons, prenez, )
    • chiper verb (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • dérober verb (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • retirer verb (retire, retires, retirons, retirez, )
    • piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, )
    • ôter verb (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, )
    • barboter verb (barbote, barbotes, barbotons, barbotez, )
    • faucher verb (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • marauder verb (maraude, maraudes, maraudons, maraudez, )
    • piller verb (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • rafler verb (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • subtiliser verb (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
    • choper verb (chope, chopes, chopons, chopez, )
    • s'emparer verb

Conjugations for ontfutselen:

o.t.t.
  1. ontfutsel
  2. ontfutselt
  3. ontfutselt
  4. ontfutselen
  5. ontfutselen
  6. ontfutselen
o.v.t.
  1. ontfutselde
  2. ontfutselde
  3. ontfutselde
  4. ontfutselden
  5. ontfutselden
  6. ontfutselden
v.t.t.
  1. heb ontfutseld
  2. hebt ontfutseld
  3. heeft ontfutseld
  4. hebben ontfutseld
  5. hebben ontfutseld
  6. hebben ontfutseld
v.v.t.
  1. had ontfutseld
  2. had ontfutseld
  3. had ontfutseld
  4. hadden ontfutseld
  5. hadden ontfutseld
  6. hadden ontfutseld
o.t.t.t.
  1. zal ontfutselen
  2. zult ontfutselen
  3. zal ontfutselen
  4. zullen ontfutselen
  5. zullen ontfutselen
  6. zullen ontfutselen
o.v.t.t.
  1. zou ontfutselen
  2. zou ontfutselen
  3. zou ontfutselen
  4. zouden ontfutselen
  5. zouden ontfutselen
  6. zouden ontfutselen
en verder
  1. is ontfutseld
  2. zijn ontfutseld
diversen
  1. ontfutsel!
  2. ontfutselt!
  3. ontfutseld
  4. ontfutselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontfutselen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barboter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; pootjebaden; snaaien; wegkapen
chiper achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achteroverdrukken; afbedelen; afsnoepen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontvreemden; pikken; snaaien; snoepen; stelen; verdonkeremanen; vervreemden; wegkapen; wegpikken
choper achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; betrappen; snappen
dérober achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven; beroven van; depriveren; gappen; inpikken; jatten; ontnemen; ontraadselen; ontrafelen; ontstelen; ontvreemden; ontwarren; pikken; roven; snaaien; stelen; te kort doen; uitkleden; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; van kleding ontdoen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
enlever achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afhalen; afnemen; afplukken; afrukken; afscheuren; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; erafhalen; eruit nemen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kidnappen; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; loshalen; lospeuteren; losplukken; meenemen; naar buiten halen; nadragen; ontkleden; ontnemen; ontvoeren; ophalen; plukken; ruimen; schaken; te kort doen; uitdoen; uitgommen; uithalen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; voor de voeten gooien; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegsteken; wegstoppen; wegvegen; wissen
faucher achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; maaien; neervlijen
marauder achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
piller achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; beroven; leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen; roven; uitplunderen; uitschudden
piquer achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; betrappen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; prikkelen; prikken; raspen; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; verdonkeremanen; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegpikken
prendre achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; jatten; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; rekruteren; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; werven; zich bedienen; ziften
rafler achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen
retirer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; bedaren; bedwingen; beheersen; beroven van; beschuldigen; beteugelen; blameren; depriveren; herroepen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; in bedwang houden; intomen; intrekken; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; matigen; nadragen; nietig verklaren; ontnemen; te kort doen; terugkomen op; terugroepen; uithalen; voor de voeten gooien; zijn woorden terugnemen
s'emparer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
subtiliser achteroverdrukken; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; afbedelen; beroven van; depriveren; gappen; inpikken; jatten; ontnemen; ontvreemden; pikken; smokkelen; stelen; te kort doen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
voler achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; beroven; beroven van; bestelen; depriveren; fladderen; gappen; hangen; inpikken; jatten; ladelichten; leegplunderen; navigeren; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; per vliegtuig reizen; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; stuiven; te kort doen; uitplunderen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; vliegen; vliegtuig besturen; wapperen; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken; zweven
ôter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken eruit nemen; nemen uit; ontkleden; uitdoen; uitkleden; uitlichten; uitnemen; uittrekken

Wiktionary Translations for ontfutselen:

ontfutselen
verb
  1. iemand iets afhandig maken

Cross Translation:
FromToVia
ontfutselen intriguer; magouiller finagle — (transitive) to obtain or achieve by indirect and usually deceitful methods