Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontvangen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for ontvangen:
    • acceuillir, accueiller, accuellir, réceptionner


Dutch

Detailed Translations for ontvangen from Dutch to French

ontvangen:

ontvangen verb (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)

  1. ontvangen (in ontvangst nemen; krijgen; opstrijken)
    recevoir; prendre livraison de
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
  2. ontvangen (in ontvangst nemen; accepteren; aannemen; aanvaarden)
    recevoir; accueillir; prendre; accepter; engager; ramasser; assumer; entamer
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )
    • accueillir verb (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, )
    • prendre verb (prends, prend, prenons, prenez, )
    • accepter verb (accepte, acceptes, acceptons, acceptez, )
    • engager verb (engage, engages, engageons, engagez, )
    • ramasser verb (ramasse, ramasses, ramassons, ramassez, )
    • assumer verb (assume, assumes, assumons, assumez, )
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
  3. ontvangen (onthalen; binnenhalen; vergasten)
    accueillir; recevoir; régaler de
    • accueillir verb (accueille, accueilles, accueillons, accueillez, )
    • recevoir verb (reçois, reçoit, recevons, recevez, )

Conjugations for ontvangen:

o.t.t.
  1. ontvang
  2. ontvangt
  3. ontvangt
  4. ontvangen
  5. ontvangen
  6. ontvangen
o.v.t.
  1. ontving
  2. ontving
  3. ontving
  4. ontvingen
  5. ontvingen
  6. ontvingen
v.t.t.
  1. heb ontvangen
  2. hebt ontvangen
  3. heeft ontvangen
  4. hebben ontvangen
  5. hebben ontvangen
  6. hebben ontvangen
v.v.t.
  1. had ontvangen
  2. had ontvangen
  3. had ontvangen
  4. hadden ontvangen
  5. hadden ontvangen
  6. hadden ontvangen
o.t.t.t.
  1. zal ontvangen
  2. zult ontvangen
  3. zal ontvangen
  4. zullen ontvangen
  5. zullen ontvangen
  6. zullen ontvangen
o.v.t.t.
  1. zou ontvangen
  2. zou ontvangen
  3. zou ontvangen
  4. zouden ontvangen
  5. zouden ontvangen
  6. zouden ontvangen
en verder
  1. ben ontvangen
  2. bent ontvangen
  3. is ontvangen
  4. zijn ontvangen
  5. zijn ontvangen
  6. zijn ontvangen
diversen
  1. ontvang!
  2. ontvangt!
  3. ontvangen
  4. ontvangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
accepter aannemen; adopteren
VerbRelated TranslationsOther Translations
accepter aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aannemen; aanvaarden; accepteren; als gangbaar erkennen; cadeau aannemen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; vergunnen; waarmerken
accueillir aannemen; aanvaarden; accepteren; binnenhalen; in ontvangst nemen; onthalen; ontvangen; vergasten begroeten; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; gedag zeggen; groeten; koppelen; opvangen; van onderdak voorzien; verwelkomen; welkom heten
assumer aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aannemen; aanvaarden; accepteren
engager aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aangaan; aangrijpen; aanknopen; aannemen; aanroepen; aantrekken; aanvangen; aanwenden; aanwerven; aftrappen; beginnen; benoemen; benutten; engageren; erbij betrekken; erbij halen; erbij roepen; gebruiken; in dienst nemen; in functie aanstellen; inhuren; inroepen; inviteren; mobiliseren; ondernemen; panden; rekruteren; ronselen; starten; toepassen; uitnodigen; van start gaan; werven
entamer aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsnijden; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; naar voren brengen; ondernemen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; snijden; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
prendre aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; veroveren; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
prendre livraison de in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken
ramasser aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bij elkaar vegen; bijeenrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; inzamelen; meenemen; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; sparen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
recevoir aannemen; aanvaarden; accepteren; binnenhalen; in ontvangst nemen; krijgen; onthalen; ontvangen; opstrijken; vergasten eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven
régaler de binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten vergasten op
- krijgen; verkrijgen

Synonyms for "ontvangen":


Antonyms for "ontvangen":


Related Definitions for "ontvangen":

  1. in het bezit ervan komen1
    • zij ontving een mooi boek als beloning1
  2. op bezoek krijgen1
    • wij ontvingen onze gasten1

Wiktionary Translations for ontvangen:

ontvangen
verb
  1. het verkrijgen van zaken zoals loon en berichten
  2. het op bezoek krijgen van gasten
ontvangen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. recevoir par choix, faveur ou condescendance.
  3. choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
  4. Prendre à gré ; recevoir favorablement.
  5. Commencer à porter en soi, en parlant d’une femme enceinte.
  6. accepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
  7. (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
  8. pourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
  9. sentir de la douleur.
adjective
  1. Qui fait bon accueil.

Cross Translation:
FromToVia
ontvangen accueillir accept — to receive officially
ontvangen recevoir copy — radio term
ontvangen recevoir entertain — to have over at one's home
ontvangen recevoir; animer host — perform the role of a host
ontvangen recevoir read — be able to hear (in a radio communication)
ontvangen réception receipt — act of receiving
ontvangen recevoir receive — get
ontvangen recevoir receive — take possession of
ontvangen recevoir; obtenir erhalten — (transitiv) etwas bekommen