Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overblijven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overblijven from Dutch to French

overblijven:

overblijven verb (blijf over, blijft over, bleef over, bleven over, overgebleven)

  1. overblijven (alleen blijven)
    rester; faire la journée continue; rester seul; survivre
    • rester verb (reste, restes, restons, restez, )
    • survivre verb (survis, survit, survivons, survivez, )

Conjugations for overblijven:

o.t.t.
  1. blijf over
  2. blijft over
  3. blijft over
  4. blijven over
  5. blijven over
  6. blijven over
o.v.t.
  1. bleef over
  2. bleef over
  3. bleef over
  4. bleven over
  5. bleven over
  6. bleven over
v.t.t.
  1. ben overgebleven
  2. bent overgebleven
  3. is overgebleven
  4. zijn overgebleven
  5. zijn overgebleven
  6. zijn overgebleven
v.v.t.
  1. was overgebleven
  2. was overgebleven
  3. was overgebleven
  4. waren overgebleven
  5. waren overgebleven
  6. waren overgebleven
o.t.t.t.
  1. zal overblijven
  2. zult overblijven
  3. zal overblijven
  4. zullen overblijven
  5. zullen overblijven
  6. zullen overblijven
o.v.t.t.
  1. zou overblijven
  2. zou overblijven
  3. zou overblijven
  4. zouden overblijven
  5. zouden overblijven
  6. zouden overblijven
diversen
  1. blijf over!
  2. blijft over!
  3. overgebleven
  4. overblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overblijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire la journée continue alleen blijven; overblijven
rester alleen blijven; overblijven achterblijven; blijven
rester seul alleen blijven; overblijven
survivre alleen blijven; overblijven in leven blijven; overleven

Synonyms for "overblijven":

  • resteren

Related Definitions for "overblijven":

  1. in de middagpauze niet naar huis gaan1
    • kun je op deze school overblijven?1
  2. niet gebruikt zijn, niet voorbij zijn1
    • de taart die overblijft, neem ik mee naar mijn werk1

Wiktionary Translations for overblijven:

overblijven
verb
  1. overhouden
overblijven
verb
  1. continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Cross Translation:
FromToVia
overblijven vestigial; vestigiale vestigial — pertaining to a vestige