Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. preken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for preekt from Dutch to French

preekt form of preken:

preken verb (preek, preekt, preekte, preekten, gepreekt)

  1. preken
    prêcher; sermonner; moraliser; faire la morale
    • prêcher verb (prêche, prêches, prêchons, prêchez, )
    • sermonner verb (sermonne, sermonnes, sermonnons, sermonnez, )
    • moraliser verb (moralise, moralises, moralisons, moralisez, )

Conjugations for preken:

o.t.t.
  1. preek
  2. preekt
  3. preekt
  4. preken
  5. preken
  6. preken
o.v.t.
  1. preekte
  2. preekte
  3. preekte
  4. preekten
  5. preekten
  6. preekten
v.t.t.
  1. heb gepreekt
  2. hebt gepreekt
  3. heeft gepreekt
  4. hebben gepreekt
  5. hebben gepreekt
  6. hebben gepreekt
v.v.t.
  1. had gepreekt
  2. had gepreekt
  3. had gepreekt
  4. hadden gepreekt
  5. hadden gepreekt
  6. hadden gepreekt
o.t.t.t.
  1. zal preken
  2. zult preken
  3. zal preken
  4. zullen preken
  5. zullen preken
  6. zullen preken
o.v.t.t.
  1. zou preken
  2. zou preken
  3. zou preken
  4. zouden preken
  5. zouden preken
  6. zouden preken
diversen
  1. preek!
  2. preekt!
  3. gepreekt
  4. prekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for preken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire la morale preken
moraliser preken moraliseren; zedenpreken
prêcher preken prediken
sermonner preken

Related Words for "preken":


Wiktionary Translations for preken:


Cross Translation:
FromToVia
preken prêcher preach — Give a sermon