Dutch

Detailed Translations for sommeer from Dutch to French

sommeren:

sommeren verb (sommeer, sommeert, sommeerde, sommeerden, gesommeerd)

  1. sommeren (ontbieden; oproepen)
    convoquer; appeler; appeler à; sommer; remémorer; citer en justice; interpeller; notifier; intimer; assigner en justice; paraître devant le tribunal; sommer de
    • convoquer verb (convoque, convoques, convoquons, convoquez, )
    • appeler verb (appelle, appelles, appelons, appelez, )
    • appeler à verb
    • sommer verb (somme, sommes, sommons, sommez, )
    • remémorer verb (remémore, remémores, remémorons, remémorez, )
    • interpeller verb (interpelle, interpelles, interpellons, interpellez, )
    • notifier verb (notifie, notifies, notifions, notifiez, )
    • intimer verb (intime, intimes, intimons, intimez, )
    • sommer de verb
  2. sommeren (aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen)
    sommer; intimer; sommer de; exhorter à
    • sommer verb (somme, sommes, sommons, sommez, )
    • intimer verb (intime, intimes, intimons, intimez, )
    • sommer de verb

Conjugations for sommeren:

o.t.t.
  1. sommeer
  2. sommeert
  3. sommeert
  4. sommeren
  5. sommeren
  6. sommeren
o.v.t.
  1. sommeerde
  2. sommeerde
  3. sommeerde
  4. sommeerden
  5. sommeerden
  6. sommeerden
v.t.t.
  1. heb gesommeerd
  2. hebt gesommeerd
  3. heeft gesommeerd
  4. hebben gesommeerd
  5. hebben gesommeerd
  6. hebben gesommeerd
v.v.t.
  1. had gesommeerd
  2. had gesommeerd
  3. had gesommeerd
  4. hadden gesommeerd
  5. hadden gesommeerd
  6. hadden gesommeerd
o.t.t.t.
  1. zal sommeren
  2. zult sommeren
  3. zal sommeren
  4. zullen sommeren
  5. zullen sommeren
  6. zullen sommeren
o.v.t.t.
  1. zou sommeren
  2. zou sommeren
  3. zou sommeren
  4. zouden sommeren
  5. zouden sommeren
  6. zouden sommeren
en verder
  1. ben gesommeerd
  2. bent gesommeerd
  3. is gesommeerd
  4. zijn gesommeerd
  5. zijn gesommeerd
  6. zijn gesommeerd
diversen
  1. sommeer!
  2. sommeert!
  3. gesommeerd
  4. sommerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sommeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
convoquer aanschrijven; aanzeggen
sommer aanschrijven; aanzeggen
VerbRelated TranslationsOther Translations
appeler ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; aantekenen; appelleren; appèl aantekenen; bellen; benoemen; beroep doen op; bestempelen; betitelen; binnen halen; binnenroepen; dagvaarden; door de telefoon praten; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; inroepen; laten komen; noemen; ontbieden; opbellen; oproepen; praaien; roepen; telefoneren; telefoontje plegen; tevoorschijn roepen; toeroepen; vernoemen; verzet aantekenen
appeler à ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; erbij halen; erbij roepen; toeroepen
assigner en justice ontbieden; oproepen; sommeren
citer en justice ontbieden; oproepen; sommeren dagvaarden
convoquer ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; aanschrijven; aanzeggen; bijeen roepen; bijeenroepen; convoceren; erbij halen; erbij roepen; kennis geven; konde doen; laten komen; ontbieden; oproepen; samenroepen; tevoorschijn roepen; toeroepen
exhorter à aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren herinneren; iemand aansporen; manen; niet vergeten; onthouden
interpeller ontbieden; oproepen; sommeren aanroepen; doorvragen; doorzagen; interpelleren; naroepen; toeroepen; uitvragen
intimer aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren dagen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
notifier ontbieden; oproepen; sommeren aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; iets aankondigen; informeren; inlichten; kennis geven; konde doen; op de hoogte brengen; openbaar maken; oplezen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen
paraître devant le tribunal ontbieden; oproepen; sommeren
remémorer ontbieden; oproepen; sommeren terughalen; terugroepen
sommer aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren aanschrijven; aanzeggen; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; kennis geven; konde doen; manen; met aandrang herinneren; opdragen; rappelleren; verordenen
sommer de aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; ontbieden; oproepen; sommeren herinneren; niet vergeten; onthouden

Wiktionary Translations for sommeren:

sommeren
verb
  1. Ordonner, enjoindre quelque chose à quelqu’un. (Sens général).

Cross Translation:
FromToVia
sommeren addition addition — arithmetic: process of adding
sommeren injonction injunction — the act of enjoining