Dutch

Detailed Translations for ter sprake brengen from Dutch to French

ter sprake brengen:

ter sprake brengen verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)

  1. ter sprake brengen (te berde brengen; aanvoeren; entameren; )
    alléguer; mettre sur la table; soulever; proposer; entamer; citer; aborder; présenter; invoquer; mettre en avant; mettre sur le tapis
    • alléguer verb (allègue, allègues, alléguons, alléguez, )
    • soulever verb (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, )
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
    • citer verb (cite, cites, citons, citez, )
    • aborder verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • invoquer verb (invoque, invoques, invoquons, invoquez, )
  2. ter sprake brengen (zeggen; vertellen; naar voren brengen; opmerken; verwoorden)
    aborder; mettre quelque chose sur le tapis; évoquer
    • aborder verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )
    • évoquer verb (évoque, évoques, évoquons, évoquez, )
  3. ter sprake brengen (gesprek aanknopen; aansnijden; starten; )
    ouvrir; entamer; aborder; avancer; lancer; démarrer; inaugurer; entamer la conversation; proposer; mettre sur la table; mettre en marche; mettre sur le tapis
    • ouvrir verb (ouvre, ouvres, ouvrons, ouvrez, )
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
    • aborder verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • lancer verb (lance, lances, lançons, lancez, )
    • démarrer verb (démarre, démarres, démarrons, démarrez, )
    • inaugurer verb (inaugure, inaugures, inaugurons, inaugurez, )
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
  4. ter sprake brengen (aankaarten; aansnijden; op tafel leggen)
    entamer
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
  5. ter sprake brengen (oprakelen)
    raviver; attiser; ranimer
    • raviver verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • ranimer verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )

Conjugations for ter sprake brengen:

o.t.t.
  1. breng ter sprake
  2. brengt ter sprake
  3. brengt ter sprake
  4. brengen ter sprake
  5. brengen ter sprake
  6. brengen ter sprake
o.v.t.
  1. bracht ter sprake
  2. bracht ter sprake
  3. bracht ter sprake
  4. brachten ter sprake
  5. brachten ter sprake
  6. brachten ter sprake
v.t.t.
  1. heb tersprake gebracht
  2. hebt tersprake gebracht
  3. heeft tersprake gebracht
  4. hebben tersprake gebracht
  5. hebben tersprake gebracht
  6. hebben tersprake gebracht
v.v.t.
  1. had tersprake gebracht
  2. had tersprake gebracht
  3. had tersprake gebracht
  4. hadden tersprake gebracht
  5. hadden tersprake gebracht
  6. hadden tersprake gebracht
o.t.t.t.
  1. zal ter sprake brengen
  2. zult ter sprake brengen
  3. zal ter sprake brengen
  4. zullen ter sprake brengen
  5. zullen ter sprake brengen
  6. zullen ter sprake brengen
o.v.t.t.
  1. zou ter sprake brengen
  2. zou ter sprake brengen
  3. zou ter sprake brengen
  4. zouden ter sprake brengen
  5. zouden ter sprake brengen
  6. zouden ter sprake brengen
en verder
  1. ben tersprake gebracht
  2. bent tersprake gebracht
  3. is tersprake gebracht
  4. zijn tersprake gebracht
  5. zijn tersprake gebracht
  6. zijn tersprake gebracht
diversen
  1. breng ter sprake!
  2. brengt ter sprake!
  3. tersprake gebracht
  4. ter sprake brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ter sprake brengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
avancer oprukken
lancer omhoog werpen; opwerpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aborder aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; naar voren brengen; op tafel leggen; openen; opmerken; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen aanleggen; aanmeren; aanroepen; aflopen; afmeren; een voorstel doen; enteren; meren; naderen; praaien; raken; tegemoetkomen; terechtkomen; toenaderen; toeroepen; treffen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
alléguer aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen
attiser oprakelen; ter sprake brengen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; agiteren; animeren; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; poken; porren; prikkelen; provoceren; roeren; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen; wakker schudden
avancer aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aandragen; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; gaan; geld opleveren; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren brengen; naar voren plaatsen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; stellen; stuwen; suggereren; te berde brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
citer aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aanhalen; benoemen; citeren; dagen; dagvaarden; een naam geven; erbij zeggen; noemen; vermelden; vernoemen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
démarrer aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aanvangen; accelereren; beginnen; een begin nemen; gaan rijden; gas geven; inluiden; intreden; inzetten; losgooien; loswerpen; ondernemen; op gang komen; opstarten; optrekken van auto; spurten; starten; van start gaan
entamer aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbinden; aanbreken; aangaan; aanknopen; aannemen; aanvaarden; aanvangen; accepteren; afsnijden; beginnen; een begin nemen; in ontvangst nemen; naar voren brengen; ondernemen; ontvangen; opperen; poneren; snijden; starten; stellen; suggereren; van start gaan
entamer la conversation aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
inaugurer aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen beginnen; inaugureren; inhuldigen; inleiden; inluiden; inwijden; openen; plechtig bevestigen; starten
invoquer aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aanroepen; beroepen; erbij halen; erbij roepen; laten komen; ontbieden; oproepen; tevoorschijn roepen; toeroepen
lancer aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbreken; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; arrangeren; beginnen; bouwen; een begin nemen; iets op touw zetten; ingooien; inluiden; introduceren; keilen; kennis laten maken; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; naar voren brengen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; regelen; smijten; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; uitbrengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met; voorstellen
mettre en avant aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aan tafel bedienen; bedienen; opdienen; opdissen; voorzetten
mettre en marche aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbreken; aandoen; aandraaien; aandrijven; aangaan; aanmaken; aanslingeren; aansporen; aanvangen; aanzetten; aanzwengelen; beginnen; een begin nemen; handelen; in werking stellen; inluiden; inschakelen; leven; manipuleren; ondernemen; opereren; opkrikken; opstarten; optreden; opwekken; prikkelen; procederen; starten; stimuleren; te werk gaan; van start gaan; werken
mettre quelque chose sur le tapis naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
mettre sur la table aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
mettre sur le tapis aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen
ouvrir aankaarten; aanknopen; aansnijden; entameren; gesprek aanknopen; openen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbreken; aanvangen; beginnen; detacheren; doorprikken; een begin nemen; een weg vrijmaken; inleiden; losgaan; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontgrendelen; ontknopen; ontplooien; ontsluiten; openbreken; opendoen; opendraaien; opendrukken; openen; opengaan; openleggen; openmaken; openprikken; openslaan; opensteken; openstellen; opentrekken; scheiden; starten; toegankelijk maken; uiteenvouwen; van start gaan; vrijgeven; zich een weg banen
proposer aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; entameren; gesprek aanknopen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen aanbevelen; aanbieden; aanraden; aanvoeren; een voorstel doen; geld opleveren; iemand recommanderen; inbrengen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; offreren; opperen; poneren; postuleren; presenteren; stellen; suggereren; te berde brengen; ter overweging geven; tonen; uitloven; voordragen; voorleggen; vooronderstellen; voorslaan; voorstellen
présenter aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen aan tafel bedienen; aanbevelen; aanbieden; aangeven; aanmelden; aanraden; aanreiken; afgeven; bedienen; bieden; exposeren; formuleren; geven; iemand recommanderen; in een formule brengen; indienen; inkleden; inleven; inschrijven; intekenen; invoelen; laten zien; meeleven; naar voren brengen; nomineren; offreren; opdienen; opdissen; opgeven; opperen; overgeven; overhandigen; poneren; presenteren; subscriberen; tentoonstellen; ter overweging geven; toesteken; tonen; vertonen; voelen; voor ogen brengen; voordragen; voorleggen; voorschotelen; voorzetten
ranimer oprakelen; ter sprake brengen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bemoedigen; bezielen; doen opvlammen; iemand motiveren; opleven; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; prikkelen; reanimeren; stimuleren; stoken; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
raviver oprakelen; ter sprake brengen aanmoedigen; activeren; bezielen; blij maken; fleurig maken; opfleuren; opleven; opmonteren; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
soulever aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; op tafel leggen; opperen; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen erop vooruit gaan; heffen; hijsen; lichten; naar boven tillen; naar boven trekken; naar voren brengen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogleiden; omhoogrukken; omhoogtillen; omklappen; ophalen; opheffen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opperen; optillen; opvijzelen; opwaaien; poneren; stellen; suggereren; tillen; vooruitkomen; vorderen
évoquer naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen aanroepen; toeroepen

Wiktionary Translations for ter sprake brengen:


Cross Translation:
FromToVia
ter sprake brengen → s'adresser à; aborder un sujet broach — begin discussion about

Related Translations for ter sprake brengen