Dutch

Detailed Translations for vaststaand from Dutch to French

vaststaand:


Translation Matrix for vaststaand:

NounRelated TranslationsOther Translations
absolu volstrektheid; zekerheid
complètement afkrijgen
ferme boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel; hoeve
final finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk
permanent vrijgestelde
établi schaafbank; werkbank
ModifierRelated TranslationsOther Translations
absolu absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker ideaal; perfect; volmaakt
absolument absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker enenmale; per se
assurément absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; onweerlegbaar; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
catégorique absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; afdoend; beslissend; beslist; overtuigend; ronduit; stellig; zeker
catégoriquement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker
certain absoluut; definitief; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vastgesteld; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heel zeker; heus; onafwendbaar; ongetwijfeld; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; reëel; ronduit; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
certainement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker 'tuurlijk; absoluut; allicht; bepaald wel; beslist; bijgevolg; dus; feitelijk; geheid; gewis; heus; jazeker; logisch; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; onweerlegbaar; reëel; ronduit; stellig; uiteraard; vanzelfsprekend; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zonder twijfel
complètement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker compleet; helemaal; integraal; totaal; volledig
d'une façon décidée absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
décidé absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker beslist; besluitvaardig; dapper; doortastend; ferm; flink; gedecideerd; kordaat; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; resoluut; standvastig; stoutmoedig; vastberaden; vastbesloten; vrijmoedig; vrijpostig
définitif definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitieve; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk
définitivement definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitief; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onverandelijk; onvermijdelijk; permanent; voorgoed
ferme absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker absoluut; beslist; dapper; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; fier; fiks; flink; fysiek sterk; geanimeerd; glorieus; groots; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; moedig; moreel sterk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; prat; ronduit; solide; standvastig; stellig; sterk; stevig; trots; vastbesloten; vasthoudend; vief; vol energie; vol fut; volhardend; zeker
final absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker achterste; definitieve; finaal; foutloos; laatste; perfect; ten laatste; ten langen leste; volmaakt
fixe definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand bestendig; chagrijnig; geconcentreerd; ingespannen; knorrig; korzelig; nors; nurks; onafgewend; onbuigzaam; onveranderlijk; onverzettelijk; star; stijfkoppig; strak; stug; taai; van sterk gehalte; verdiept; verstard
formel absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker ambtelijk; bindend; dwingend; formeel; klemmend; krachtig; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; officieel; streng; strikt; stringent; uitdrukkelijk; vormelijk
formellement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker klemmend; krachtig; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; uitdrukkelijk
inconditionnel absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
inconditionnellement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
incontestable absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker niet bestreden; onaanvechtbaar; onbetwist; onbetwistbaar; onomstotelijk; onomstreden; ontegenzeggelijk; onweerlegbaar
incontestablement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker onaanvechtbaar; onbetwistbaar; onomstotelijk; ontegenzeggelijk; onweerlegbaar
indubitable absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
indéniable absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker onloochenbaar; onmiskenbaar
irrévocable definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitieve; onafwendbaar; onherroepelijk; onherstelbaar; onontkoombaar; onvermijdelijk; onweerlegbaar; reddeloos; vast en zeker
permanent definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand aaneengesloten; aanhoudend; aldoor; almaar; altijd; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; de hele tijd; doorgaand; doorlopend; eeuwig; gedurig; immer; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; onveranderlijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; telkens; voortdurend
pertinemment absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
pertinent absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
positivement absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
pour de bon definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand definitief; onverandelijk; permanent; voorgoed
pour toujours definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand altijd; altijddurend; altoos; definitief; eeuwig; eeuwigdurend; eindeloos; immer; onverandelijk; onvergankelijk; permanent; voor altijd; voor het leven; voor immer; voorgoed
sans aucun doute absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zonder twijfel
sans conditions absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
sans doute absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker 'tuurlijk; allicht; beslist; bijgevolg; dus; feitelijk; geheid; gewis; heus; logisch; natuurlijk; ongetwijfeld; onontkomelijk; reëel; stellig; uiteraard; vanzelfsprekend; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker; zonder twijfel
sans réserve absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker volmondig
sûr absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker bekend; beslist; doortastend; feitelijk; ferm; geheid; gewis; heus; kordaat; krachtdadig; krachtig; mondig; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; veilig; vertrouwd; voor zichzelf opkomend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
établi definitief; permanent; vastgesteld; vaststaand gesticht; gevestigd; gezeten; opgericht


vaststaan:

vaststaan verb (sta vast, staat vast, stond vast, stonden vast, vast gestaan)

  1. vaststaan

Conjugations for vaststaan:

o.t.t.
  1. sta vast
  2. staat vast
  3. staat vast
  4. staat vast
  5. staat vast
  6. staat vast
o.v.t.
  1. stond vast
  2. stond vast
  3. stond vast
  4. stonden vast
  5. stonden vast
  6. stonden vast
v.t.t.
  1. heb vast gestaan
  2. hebt vast gestaan
  3. heeft vast gestaan
  4. hebben vast gestaan
  5. hebben vast gestaan
  6. hebben vast gestaan
v.v.t.
  1. had vast gestaan
  2. had vast gestaan
  3. had vast gestaan
  4. hadden vast gestaan
  5. hadden vast gestaan
  6. hadden vast gestaan
o.t.t.t.
  1. zal vaststaan
  2. zult vaststaan
  3. zal vaststaan
  4. zullen vaststaan
  5. zullen vaststaan
  6. zullen vaststaan
o.v.t.t.
  1. zou vaststaan
  2. zou vaststaan
  3. zou vaststaan
  4. zouden vaststaan
  5. zouden vaststaan
  6. zouden vaststaan
en verder
  1. ben vast gestaan
  2. bent vast gestaan
  3. is vast gestaan
  4. zijn vast gestaan
  5. zijn vast gestaan
  6. zijn vast gestaan
diversen
  1. sta vast!
  2. staat vast!
  3. vast gestaan
  4. vaststaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vaststaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
être certain vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn
être sûr vaststaan boven alle twijfel verheven zijn; zeker zijn