Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. veroveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for veroveren from Dutch to French

veroveren:

veroveren verb (verover, verovert, veroverde, veroverden, veroverd)

  1. veroveren
    conquérir; occuper; faire la conquête de; prendre; s'emparer de
    • conquérir verb (conquiers, conquiert, conquérons, conquérez, )
    • occuper verb (occupe, occupes, occupons, occupez, )
    • prendre verb (prends, prend, prenons, prenez, )

Conjugations for veroveren:

o.t.t.
  1. verover
  2. verovert
  3. verovert
  4. veroveren
  5. veroveren
  6. veroveren
o.v.t.
  1. veroverde
  2. veroverde
  3. veroverde
  4. veroverden
  5. veroverden
  6. veroverden
v.t.t.
  1. heb veroverd
  2. hebt veroverd
  3. heeft veroverd
  4. hebben veroverd
  5. hebben veroverd
  6. hebben veroverd
v.v.t.
  1. had veroverd
  2. had veroverd
  3. had veroverd
  4. hadden veroverd
  5. hadden veroverd
  6. hadden veroverd
o.t.t.t.
  1. zal veroveren
  2. zult veroveren
  3. zal veroveren
  4. zullen veroveren
  5. zullen veroveren
  6. zullen veroveren
o.v.t.t.
  1. zou veroveren
  2. zou veroveren
  3. zou veroveren
  4. zouden veroveren
  5. zouden veroveren
  6. zouden veroveren
diversen
  1. verover!
  2. verovert!
  3. veroverd
  4. veroverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for veroveren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
conquérir veroveren
faire la conquête de veroveren
occuper veroveren bedekken; bekleden; bezetten; bezighouden; ontoegankelijk maken; overtrekken
prendre veroveren aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; achteroverdrukken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; benemen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gappen; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inpikken; inrekenen; intrigeren; jatten; kapen; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; leegstelen; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontfutselen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ontvreemden; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; plunderen; rekruteren; roven; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; stelen; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; toeëigenen; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verkrijgen; verstrikken; vervreemden; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken; werven; zich bedienen; ziften
s'emparer de veroveren bemachtigen; eigen maken; grijpen; iets bemachtigen; klauwen; kopen; pakken; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; vangen; vatten; verkrijgen; verstrikken; verwerven

Wiktionary Translations for veroveren:

veroveren
verb
  1. een gebied door een militaire operatie in zijn macht nemen
veroveren
verb
  1. acquérir par les armes.

Cross Translation:
FromToVia
veroveren conquérir conquer — defeat in combat
veroveren conquérir veroveren — een gebied door een militaire operatie in zijn macht nemen