Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vloeiend:
  2. vloeien:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for vloeiend:
    • couramment, fluent


Dutch

Detailed Translations for vloeiend from Dutch to French

vloeiend:

vloeiend adj

  1. vloeiend (vliedend; vlot; stromend)

Translation Matrix for vloeiend:

NounRelated TranslationsOther Translations
courant beek; beekje; drift; driftstroom; elektriciteit; geestesrichting; geestesstroming; rivier; stroming; stroom; stroompje; zeestroming
fluide nat; vloeistof; vocht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
coulant stromend; vliedend; vloeiend; vlot gedwee; gehoorzaam; gewillig; inschikkelijk; meegaand; soepel; toegeeflijk; toegevend
courant stromend; vliedend; vloeiend; vlot alledaags; courant; doorgaand; doorlopend; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; hardlopend; hedendaags; huidig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lopend; niets bijzonders; normaal; onedel; ordinair; rondgaande; snellopend; tegenwoordig; van nu; van vandaag
fluide stromend; vliedend; vloeiend; vlot

Related Words for "vloeiend":

  • vloeiender, vloeiendere, vloeiendst, vloeiendste

Wiktionary Translations for vloeiend:


Cross Translation:
FromToVia
vloeiend courante; courant; éloquent; éloquente fluent — able to speak a language accurately and confidently
vloeiend couramment fluently — expressing oneself easily

vloeien:

vloeien verb (vloei, vloeit, vloeide, vloeiden, gevloeid)

  1. vloeien (stromen; lopen)
    couler; s'écouler
    • couler verb (coule, coules, coulons, coulez, )
    • s'écouler verb
  2. vloeien (in stralen lopen)
    couler; ruisseler; s'écouler
    • couler verb (coule, coules, coulons, coulez, )
    • ruisseler verb (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • s'écouler verb

Conjugations for vloeien:

o.t.t.
  1. vloei
  2. vloeit
  3. vloeit
  4. vloeien
  5. vloeien
  6. vloeien
o.v.t.
  1. vloeide
  2. vloeide
  3. vloeide
  4. vloeiden
  5. vloeiden
  6. vloeiden
v.t.t.
  1. ben gevloeid
  2. bent gevloeid
  3. is gevloeid
  4. zijn gevloeid
  5. zijn gevloeid
  6. zijn gevloeid
v.v.t.
  1. was gevloeid
  2. was gevloeid
  3. was gevloeid
  4. waren gevloeid
  5. waren gevloeid
  6. waren gevloeid
o.t.t.t.
  1. zal vloeien
  2. zult vloeien
  3. zal vloeien
  4. zullen vloeien
  5. zullen vloeien
  6. zullen vloeien
o.v.t.t.
  1. zou vloeien
  2. zou vloeien
  3. zou vloeien
  4. zouden vloeien
  5. zouden vloeien
  6. zouden vloeien
diversen
  1. vloei!
  2. vloeit!
  3. gevloeid
  4. vloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vloeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
couler afvloeien; wegstromen; wegvloeien
VerbRelated TranslationsOther Translations
couler in stralen lopen; lopen; stromen; vloeien afdruipen; afglijden; aftakelen; afvloeien; afvoeren; afzakken; doen wegvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; galvaniseren; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; uitdruppelen; vervallen; verzinken; vlieden; vluchten; wegglijden; weglekken; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten; wegzinken; zakken; zinken
ruisseler in stralen lopen; vloeien afdruipen; afvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in straaltjes afdruipen; in stromen neerstorten; sijpelen; uitdruppelen; wegstromen; wegvloeien
s'écouler in stralen lopen; lopen; stromen; vloeien aflopen; afvloeien; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vlieden; vluchten; voorbijgaan; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten
OtherRelated TranslationsOther Translations
s'écouler uitkomen; uitstromen

Related Words for "vloeien":

  • vloei

Wiktionary Translations for vloeien:

vloeien
verb
  1. zacht stromen
vloeien
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
vloeien flotter float — move in a fluid manner
vloeien couler flow — to move as a fluid
vloeien écoulement Fluss — ein stetiger Ablauf; das Fließen
vloeien couler fließen — (intransitiv) von einer Flüssigkeit: sich kontinuierlich bewegen