Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. wasgoed:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wasgoed from Dutch to French

wasgoed:

wasgoed [het ~] noun

  1. het wasgoed (was)
    la blanchisserie; la lessive; le linge
  2. het wasgoed (goed)
    le vêtements; le linge; la choses; la babioles; l'habits

Translation Matrix for wasgoed:

NounRelated TranslationsOther Translations
babioles goed; wasgoed akkefietjes; bagatellen; dingetjes; futiliteiten; kleine dingen; kleinigheden; kleinigheidjes; prullen
blanchisserie was; wasgoed wasserij
choses goed; wasgoed dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
habits goed; wasgoed avondkostuums; gewaad; goed; kerkgewaden; kleding; kleren; plunje; tenue
lessive was; wasgoed wasmiddel; waspoeder; zeeppoeder
linge goed; was; wasgoed beddengoed; beddenlaken; droogdoek; laken; lakens; lijfgoed; linnen; linnengoed; ondergoed; onderkleren
vêtements goed; wasgoed gewaad; goed; jas; kleding; kledingmateriaal; kleren; mantel; overjas; plunje; tenue; uitdossing

Wiktionary Translations for wasgoed:


Cross Translation:
FromToVia
wasgoed lessive; linge laundry — that which needs to be laundered

Related Translations for wasgoed