Summary


Dutch

Detailed Synonyms for aanranden in Dutch

aanranden:

aanranden [znw.] noun

  1. aanranden
    aanranden

aanranden verb (rand aan, randt aan, randde aan, randden aan, aangerand)

  1. aanranden
    verkrachten; aanranden
    • verkrachten verb (verkracht, verkrachtte, verkrachtten, verkracht)
    • aanranden verb (rand aan, randt aan, randde aan, randden aan, aangerand)
  2. aanranden
    aanranden; vrouw aanranden
  3. aanranden
    – met geweld dwingen tot lichamelijk contact 1
    aanranden
    – met geweld dwingen tot lichamelijk contact 1
    • aanranden verb (rand aan, randt aan, randde aan, randden aan, aangerand)
      • een onbekende man heeft haar aangerand1

Conjugations for aanranden:

o.t.t.
  1. rand aan
  2. randt aan
  3. randt aan
  4. randen aan
  5. randen aan
  6. randen aan
o.v.t.
  1. randde aan
  2. randde aan
  3. randde aan
  4. randden aan
  5. randden aan
  6. randden aan
v.t.t.
  1. heb aangerand
  2. hebt aangerand
  3. heeft aangerand
  4. hebben aangerand
  5. hebben aangerand
  6. hebben aangerand
v.v.t.
  1. had aangerand
  2. had aangerand
  3. had aangerand
  4. hadden aangerand
  5. hadden aangerand
  6. hadden aangerand
o.t.t.t.
  1. zal aanranden
  2. zult aanranden
  3. zal aanranden
  4. zullen aanranden
  5. zullen aanranden
  6. zullen aanranden
o.v.t.t.
  1. zou aanranden
  2. zou aanranden
  3. zou aanranden
  4. zouden aanranden
  5. zouden aanranden
  6. zouden aanranden
diversen
  1. rand aan!
  2. randt aan!
  3. aangerand
  4. aanrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Definitions for "aanranden":

  1. met geweld dwingen tot lichamelijk contact1
    • een onbekende man heeft haar aangerand1

Related Synonyms for aanranden