Dutch

Detailed Synonyms for afgrendelen in Dutch

afgrendelen:

afgrendelen verb (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)

  1. afgrendelen
    afgrendelen; afschermen
    • afgrendelen verb (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)
    • afschermen verb (scherm af, schermt af, schermde af, schermden af, afgeschermd)
  2. afgrendelen
    vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken
    • vergrendelen verb (vergrendel, vergrendelt, vergrendelde, vergrendelden, vergrendeld)
    • locken verb (lock, lockt, lockte, lockten, gelockt)
    • afsluiten verb (sluit af, sloot af, sloten af, afgesloten)
    • sluiten verb (sluit, sloot, sloten, gesloten)
    • afgrendelen verb (grendel af, grendelt af, grendelde af, grendelden af, afgegrendeld)
    • op slot doen verb (doe op slot, doet op slot, deed op slot, deden op slot, op slot gedaan)
    • grendelen verb (grendel, grendelt, grendelde, grendelden, gegrendeld)
    • borgen verb
    • dichtdoen verb (doe dicht, doet dicht, deed dicht, deden dicht, dichtgedaan)
    • dichtmaken verb (maak dicht, maakt dicht, maakte dicht, maakten dicht, dichtgemaakt)

Conjugations for afgrendelen:

o.t.t.
  1. grendel af
  2. grendelt af
  3. grendelt af
  4. grendelen af
  5. grendelen af
  6. grendelen af
o.v.t.
  1. grendelde af
  2. grendelde af
  3. grendelde af
  4. grendelden af
  5. grendelden af
  6. grendelden af
v.t.t.
  1. heb afgegrendeld
  2. hebt afgegrendeld
  3. heeft afgegrendeld
  4. hebben afgegrendeld
  5. hebben afgegrendeld
  6. hebben afgegrendeld
v.v.t.
  1. had afgegrendeld
  2. had afgegrendeld
  3. had afgegrendeld
  4. hadden afgegrendeld
  5. hadden afgegrendeld
  6. hadden afgegrendeld
o.t.t.t.
  1. zal afgrendelen
  2. zult afgrendelen
  3. zal afgrendelen
  4. zullen afgrendelen
  5. zullen afgrendelen
  6. zullen afgrendelen
o.v.t.t.
  1. zou afgrendelen
  2. zou afgrendelen
  3. zou afgrendelen
  4. zouden afgrendelen
  5. zouden afgrendelen
  6. zouden afgrendelen
diversen
  1. grendel af!
  2. grendelt af!
  3. afgegrendeld
  4. afgrendelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afgrendelen [znw.] noun

  1. afgrendelen
    afgrendelen