Dutch

Detailed Synonyms for harden in Dutch

harden:

harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)

  1. harden
    harden; stalen; uitharden
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
    • stalen verb (staal, staalt, staalde, staalden, gestaald)
    • uitharden verb (hard uit, hardt uit, hardde uit, hardden uit, uitgehard)
  2. harden
    trainen; oefenen; harden; coachen; bekwamen
    • trainen verb (train, traint, trainde, trainden, getraind)
    • oefenen verb (oefen, oefent, oefende, oefenden, geoefend)
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
    • coachen verb
    • bekwamen verb (bekwaam, bekwaamt, bekwaamde, bekwaamden, bekwaamd)
  3. harden
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
  4. harden
    – hard worden 1
    harden
    – hard worden 1
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
      • stopverf moet harden voordat je het schildert1

Conjugations for harden:

o.t.t.
  1. hard
  2. hardt
  3. hardt
  4. harden
  5. harden
  6. harden
o.v.t.
  1. hardde
  2. hardde
  3. hardde
  4. hardden
  5. hardden
  6. hardden
v.t.t.
  1. ben gehard
  2. bent gehard
  3. is gehard
  4. zijn gehard
  5. zijn gehard
  6. zijn gehard
v.v.t.
  1. was gehard
  2. was gehard
  3. was gehard
  4. waren gehard
  5. waren gehard
  6. waren gehard
o.t.t.t.
  1. zal harden
  2. zult harden
  3. zal harden
  4. zullen harden
  5. zullen harden
  6. zullen harden
o.v.t.t.
  1. zou harden
  2. zou harden
  3. zou harden
  4. zouden harden
  5. zouden harden
  6. zouden harden
diversen
  1. hard!
  2. hardt!
  3. gehard
  4. hardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

harden [znw.] noun

  1. harden

Related Definitions for "harden":

  1. hard worden1
    • stopverf moet harden voordat je het schildert1