Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. maal:
  2. malen:


Dutch

Detailed Synonyms for maal in Dutch

maal:

maal [de ~] noun

  1. de maal
    – elk moment waarop het gebeurt 1
    de keer
    • keer [de ~ (m)] noun
    de maal
    – elk moment waarop het gebeurt 1
    • maal [de ~] noun
      • ik zat voor de eerste maal in een sportwagen1

maal [het ~] noun

  1. het maal
    – keer per dag dat je voedsel eet 1
    de maaltijd; het maal
    – keer per dag dat je voedsel eet 1
    • maaltijd [de ~ (m)] noun
      • hoe laat gebruiken jullie de warme maaltijd?1
    • maal [het ~] noun
      • ze bereidde een heerlijk maal voor ons1
    het eten
    – wat je bij de maaltijd tot je neemt 1
    • eten [het ~] noun
      • het eten is koud1
    het diner

maal [de ~] noun

  1. de maal
    – elk moment waarop het gebeurt 1
    de keer; de maal
    – elk moment waarop het gebeurt 1
    • keer [de ~ (m)] noun
      • hoeveel keer heb je hem gebeld?1
    • maal [de ~] noun
      • ik zat voor de eerste maal in een sportwagen1
  2. de maal
    – keer per dag dat je voedsel eet 1
    de maaltijd; de maal
    – keer per dag dat je voedsel eet 1
    • maaltijd [de ~ (m)] noun
      • hoe laat gebruiken jullie de warme maaltijd?1
    • maal [de ~] noun
      • ze bereidde een heerlijk maal voor ons1

Related Words for "maal":

  • malen, maaltje, maaltjes

Alternate Synonyms for "maal":


Related Definitions for "maal":

  1. elk moment waarop het gebeurt1
    • ik zat voor de eerste maal in een sportwagen1
  2. keer per dag dat je voedsel eet1
    • ze bereidde een heerlijk maal voor ons1

maal form of malen:

malen verb (maal, maalt, maalde, maalden, gemalen)

  1. malen
    malen; vermalen; fijnmalen
    • malen verb (maal, maalt, maalde, maalden, gemalen)
    • vermalen verb (vermaal, vermaalt, vermaalde, vermaalden, vermalen)
    • fijnmalen verb

Conjugations for malen:

o.t.t.
  1. maal
  2. maalt
  3. maalt
  4. malen
  5. malen
  6. malen
o.v.t.
  1. maalde
  2. maalde
  3. maalde
  4. maalden
  5. maalden
  6. maalden
v.t.t.
  1. heb gemalen
  2. hebt gemalen
  3. heeft gemalen
  4. hebben gemalen
  5. hebben gemalen
  6. hebben gemalen
v.v.t.
  1. had gemalen
  2. had gemalen
  3. had gemalen
  4. hadden gemalen
  5. hadden gemalen
  6. hadden gemalen
o.t.t.t.
  1. zal malen
  2. zult malen
  3. zal malen
  4. zullen malen
  5. zullen malen
  6. zullen malen
o.v.t.t.
  1. zou malen
  2. zou malen
  3. zou malen
  4. zouden malen
  5. zouden malen
  6. zouden malen
diversen
  1. maal!
  2. maalt!
  3. gemalen
  4. malend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "malen":