Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. minister:


Dutch

Detailed Synonyms for minister in Dutch

minister:

minister [de ~ (m)] noun

  1. de minister
    de minister
  2. de minister
    – lid van de regering, hoofd van een ministerie 1
    de minister
    – lid van de regering, hoofd van een ministerie 1
    • minister [de ~ (m)] noun
      • Kok is minister van binnenlandse zaken1

Related Words for "minister":

  • ministers

Related Definitions for "minister":

  1. lid van de regering, hoofd van een ministerie1
    • Kok is minister van binnenlandse zaken1

Related Synonyms for minister