Dutch

Detailed Synonyms for naar voren brengen in Dutch

naar voren brengen:

naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)

  1. naar voren brengen
    naar voren brengen; opperen; poneren
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
    • poneren verb (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
  2. naar voren brengen
    stellen; poneren; naar voren brengen; opperen
    • stellen verb (stel, stelt, stelde, stelden, gesteld)
    • poneren verb (poneer, poneert, poneerde, poneerden, geponeerd)
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  3. naar voren brengen
    suggereren; naar voren brengen; opperen
    • suggereren verb (suggereer, suggereert, suggereerde, suggereerden, gesuggereerd)
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opperen verb (opper, oppert, opperde, opperden, geopperd)
  4. naar voren brengen
    zeggen; vertellen; ter sprake brengen; naar voren brengen; opmerken; verwoorden
    • zeggen verb (zeg, zeg/zegt, zegt, zei, zeiden, gezegd)
    • vertellen verb (vertel, vertelt, vertelde, vertelden, verteld)
    • ter sprake brengen verb (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
    • opmerken verb (merk op, merkt op, merkte op, merkten op, opgemerkt)
    • verwoorden verb (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
  5. naar voren brengen
    naar voren brengen
    • naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)

Conjugations for naar voren brengen:

o.t.t.
  1. breng naar voren
  2. brengt naar voren
  3. brengt naar voren
  4. brengen naar voren
  5. brengen naar voren
  6. brengen naar voren
o.v.t.
  1. bracht naar voren
  2. bracht naar voren
  3. bracht naar voren
  4. brachten naar voren
  5. brachten naar voren
  6. brachten naar voren
v.t.t.
  1. heb naar voren gebracht
  2. hebt naar voren gebracht
  3. heeft naar voren gebracht
  4. hebben naar voren gebracht
  5. hebben naar voren gebracht
  6. hebben naar voren gebracht
v.v.t.
  1. had naar voren gebracht
  2. had naar voren gebracht
  3. had naar voren gebracht
  4. hadden naar voren gebracht
  5. hadden naar voren gebracht
  6. hadden naar voren gebracht
o.t.t.t.
  1. zal naar voren brengen
  2. zult naar voren brengen
  3. zal naar voren brengen
  4. zullen naar voren brengen
  5. zullen naar voren brengen
  6. zullen naar voren brengen
o.v.t.t.
  1. zou naar voren brengen
  2. zou naar voren brengen
  3. zou naar voren brengen
  4. zouden naar voren brengen
  5. zouden naar voren brengen
  6. zouden naar voren brengen
diversen
  1. breng naar voren!
  2. brengt naar voren!
  3. naar voren gebracht
  4. naar voren brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for naar voren brengen