Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. neus:
  2. neuzen:


Dutch

Detailed Synonyms for neus in Dutch

neus:

neus [de ~ (m)] noun

  1. de neus
    de neus; neus anatomie
  2. de neus
    – orgaan waarmee je ruikt 1
    de neus
    – orgaan waarmee je ruikt 1
    • neus [de ~ (m)] noun
      • Theo heeft een bril op zijn neus1

Related Words for "neus":


Related Definitions for "neus":

  1. orgaan waarmee je ruikt1
    • Theo heeft een bril op zijn neus1

neuzen:

neuzen verb (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

  1. neuzen
    speuren; neuzen
    • speuren verb (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • neuzen verb (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

Conjugations for neuzen:

o.t.t.
  1. neus
  2. neust
  3. neust
  4. neuzen
  5. neuzen
  6. nneuzen
o.v.t.
  1. neusde
  2. neusde
  3. neusde
  4. neusden
  5. neusden
  6. neusden
v.t.t.
  1. heb geneusd
  2. hebt geneusd
  3. heeft geneusd
  4. hebben geneusd
  5. hebben geneusd
  6. hebben geneusd
v.v.t.
  1. had geneusd
  2. had geneusd
  3. had geneusd
  4. hadden geneusd
  5. hadden geneusd
  6. hadden geneusd
o.t.t.t.
  1. zal neuzen
  2. zult neuzen
  3. zal neuzen
  4. zullen neuzen
  5. zullen neuzen
  6. zullen neuzen
o.v.t.t.
  1. zou neuzen
  2. zou neuzen
  3. zou neuzen
  4. zouden neuzen
  5. zouden neuzen
  6. zouden neuzen
diversen
  1. neus!
  2. neust!
  3. geneusd
  4. neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "neuzen":


Related Synonyms for neus