Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate paren

Synonyms for paren in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. paren:

Dutch

Detailed Synonyms for paren in Dutch

paren:

paren verb (paar, paart, paarde, paarden, gepaard)

  1. paren
    neuken; sexuele gemeenschap hebben; vrijen; paren
  2. paren
    verbinden; koppelen; paren
    • verbinden verb (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • koppelen verb (koppel, koppelt, koppelde, koppelden, gekoppeld)
    • paren verb (paar, paart, paarde, paarden, gepaard)

Conjugations for paren:

o.t.t.
  1. paar
  2. paart
  3. paart
  4. paren
  5. paren
  6. paren
o.v.t.
  1. paarde
  2. paarde
  3. paarde
  4. paarden
  5. paarden
  6. paarden
v.t.t.
  1. heb gepaard
  2. hebt gepaard
  3. heeft gepaard
  4. hebben gepaard
  5. hebben gepaard
  6. hebben gepaard
v.v.t.
  1. had gepaard
  2. had gepaard
  3. had gepaard
  4. hadden gepaard
  5. hadden gepaard
  6. hadden gepaard
o.t.t.t.
  1. zal paren
  2. zult paren
  3. zal paren
  4. zullen paren
  5. zullen paren
  6. zullen paren
o.v.t.t.
  1. zou paren
  2. zou paren
  3. zou paren
  4. zouden paren
  5. zouden paren
  6. zouden paren
en verder
  1. ben gepaard
  2. bent gepaard
  3. is gepaard
  4. zijn gepaard
  5. zijn gepaard
  6. zijn gepaard
diversen
  1. paar!
  2. paart!
  5. gepaard
  6. parend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze




Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0193 seconds
Page rendered in 1.0 seconds