Summary


Dutch

Detailed Synonyms for procederen in Dutch

procederen:

procederen verb (procedeer, procedeert, procedeerde, procedeerden, geprocedeerd)

  1. procederen
    werken; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; optreden; handelen; leven
    • werken verb (werk, werkt, werkte, werkten, gewerkt)
    • opereren verb (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)
    • te werk gaan verb (ga te werk, gaat te werk, ging te werk, gingen te werk, te werk gegaan)
    • procederen verb (procedeer, procedeert, procedeerde, procedeerden, geprocedeerd)
    • optreden verb (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
    • handelen verb (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • leven verb (leef, leeft, leefde, leefden, geleefd)

Conjugations for procederen:

o.t.t.
  1. procedeer
  2. procedeert
  3. procedeert
  4. procederen
  5. procederen
  6. procederen
o.v.t.
  1. procedeerde
  2. procedeerde
  3. procedeerde
  4. procedeerden
  5. procedeerden
  6. procedeerden
v.t.t.
  1. heb geprocedeerd
  2. hebt geprocedeerd
  3. heeft geprocedeerd
  4. hebben geprocedeerd
  5. hebben geprocedeerd
  6. hebben geprocedeerd
v.v.t.
  1. had geprocedeerd
  2. had geprocedeerd
  3. had geprocedeerd
  4. hadden geprocedeerd
  5. hadden geprocedeerd
  6. hadden geprocedeerd
o.t.t.t.
  1. zal procederen
  2. zult procederen
  3. zal procederen
  4. zullen procederen
  5. zullen procederen
  6. zullen procederen
o.v.t.t.
  1. zou procederen
  2. zou procederen
  3. zou procederen
  4. zouden procederen
  5. zouden procederen
  6. zouden procederen
diversen
  1. procedeer!
  2. procedeert!
  3. geprocedeerd
  4. procederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze