Summary


Dutch

Detailed Synonyms for te gronde gaan in Dutch

te gronde gaan:

te gronde gaan verb (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)

  1. te gronde gaan
    bezwijken; in elkaar storten; ondergaan; te gronde gaan
    • bezwijken verb (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • ondergaan verb (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • te gronde gaan verb (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)
  2. te gronde gaan
    ondergaan; ten ondergaan; te gronde gaan
    • ondergaan verb (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • te gronde gaan verb (ga te gronde, gaat te gronde, gat te gronde, ging te gronde, gingen te gronde, te gronde gegaan)

Conjugations for te gronde gaan:

o.t.t.
  1. ga te gronde
  2. gaat te gronde
  3. gat te gronde
  4. gaan te gronde
  5. gaan te gronde
  6. gaan te gronde
o.v.t.
  1. ging te gronde
  2. ging te gronde
  3. ging te gronde
  4. gingen te gronde
  5. gingen te gronde
  6. gingen te gronde
v.t.t.
  1. ben te gronde gegaan
  2. bent te gronde gegaan
  3. is te gronde gegaan
  4. zijn te gronde gegaan
  5. zijn te gronde gegaan
  6. zijn te gronde gegaan
v.v.t.
  1. was te gronde gegaan
  2. was te gronde gegaan
  3. was te gronde gegaan
  4. waren te gronde gegaan
  5. waren te gronde gegaan
  6. waren te gronde gegaan
o.t.t.t.
  1. zal te gronde gaan
  2. zult te gronde gaan
  3. zal te gronde gaan
  4. zullen te gronde gaan
  5. zullen te gronde gaan
  6. zullen te gronde gaan
o.v.t.t.
  1. zou te gronde gaan
  2. zou te gronde gaan
  3. zou te gronde gaan
  4. zouden te gronde gaan
  5. zouden te gronde gaan
  6. zouden te gronde gaan
diversen
  1. ga te gronde!
  2. gat te gronde!
  3. te gronde gegaan
  4. te gronde gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for te gronde gaan