Dutch
Detailed Synonyms for toeteren in Dutch
toeteren:
-
toeteren
Conjugations for toeteren:
o.t.t.
- toeter
- toetert
- toetert
- toeteren
- toeteren
- toeteren
o.v.t.
- toeterde
- toeterde
- toeterde
- toeterden
- toeterden
- toeterden
v.t.t.
- heb getoeterd
- hebt getoeterd
- heeft getoeterd
- hebben getoeterd
- hebben getoeterd
- hebben getoeterd
v.v.t.
- had getoeterd
- had getoeterd
- had getoeterd
- hadden getoeterd
- hadden getoeterd
- hadden getoeterd
o.t.t.t.
- zal toeteren
- zult toeteren
- zal toeteren
- zullen toeteren
- zullen toeteren
- zullen toeteren
o.v.t.t.
- zou toeteren
- zou toeteren
- zou toeteren
- zouden toeteren
- zouden toeteren
- zouden toeteren
en verder
- ben getoeterd
- bent getoeterd
- is getoeterd
- zijn getoeterd
- zijn getoeterd
- zijn getoeterd
diversen
- toeter!
- toetert!
- getoeterd
- toeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze