Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. verzoenend:
  2. verzoenen:


Dutch

Detailed Synonyms for verzoenend in Dutch

verzoenend:

verzoenend adj

  1. verzoenend

verzoenend form of verzoenen:

verzoenen verb (verzoen, verzoent, verzoende, verzoenden, verzoend)

  1. verzoenen
    bijleggen; verzoenen; schikken
    • bijleggen verb (leg bij, legt bij, legde bij, legden bij, bijgelegd)
    • verzoenen verb (verzoen, verzoent, verzoende, verzoenden, verzoend)
    • schikken verb (schik, schikt, schikte, schikten, geschikt)

Conjugations for verzoenen:

o.t.t.
  1. verzoen
  2. verzoent
  3. verzoent
  4. verzoenen
  5. verzoenen
  6. verzoenen
o.v.t.
  1. verzoende
  2. verzoende
  3. verzoende
  4. verzoenden
  5. verzoenden
  6. verzoenden
v.t.t.
  1. heb verzoend
  2. hebt verzoend
  3. heeft verzoend
  4. hebben verzoend
  5. hebben verzoend
  6. hebben verzoend
v.v.t.
  1. had verzoend
  2. had verzoend
  3. had verzoend
  4. hadden verzoend
  5. hadden verzoend
  6. hadden verzoend
o.t.t.t.
  1. zal verzoenen
  2. zult verzoenen
  3. zal verzoenen
  4. zullen verzoenen
  5. zullen verzoenen
  6. zullen verzoenen
o.v.t.t.
  1. zou verzoenen
  2. zou verzoenen
  3. zou verzoenen
  4. zouden verzoenen
  5. zouden verzoenen
  6. zouden verzoenen
diversen
  1. verzoen!
  2. verzoent!
  3. verzoend
  4. verzoenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze