Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate vrijpleiten

Synonyms for vrijpleiten in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. vrijpleiten:

Dutch

Detailed Synonyms for vrijpleiten in Dutch

vrijpleiten:

vrijpleiten verb (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)

  1. vrijpleiten
    vrijpleiten; vrijspraak bepleiten
  2. vrijpleiten
    vrijspreken; dechargeren; zuiveren; onschuldig verklaren; vrijpleiten
    • vrijspreken verb (spreek vrij, spreekt vrij, sprak vrij, spraken vrij, vrijgesproken)
    • dechargeren verb (dechargeer, dechargeert, dechargeerde, dechargeerden, gedechargeerd)
    • zuiveren verb (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • onschuldig verklaren verb (verklaar onschuldig, verklaart onschuldig, verklaarde onschuldig, verklaarden onschuldig, onschuldig verklaard)
    • vrijpleiten verb (pleit vrij, pleitte vrij, pleitten vrij, vrijgepleit)

Conjugations for vrijpleiten:

o.t.t.
  1. pleit vrij
  2. pleit vrij
  3. pleit vrij
  4. pleiten vrij
  5. pleiten vrij
  6. pleiten vrij
o.v.t.
  1. pleitte vrij
  2. pleitte vrij
  3. pleitte vrij
  4. pleitten vrij
  5. pleitten vrij
  6. pleitten vrij
v.t.t.
  1. heb vrijgepleit
  2. hebt vrijgepleit
  3. heeft vrijgepleit
  4. hebben vrijgepleit
  5. hebben vrijgepleit
  6. hebben vrijgepleit
v.v.t.
  1. had vrijgepleit
  2. had vrijgepleit
  3. had vrijgepleit
  4. hadden vrijgepleit
  5. hadden vrijgepleit
  6. hadden vrijgepleit
o.t.t.t.
  1. zal vrijpleiten
  2. zult vrijpleiten
  3. zal vrijpleiten
  4. zullen vrijpleiten
  5. zullen vrijpleiten
  6. zullen vrijpleiten
o.v.t.t.
  1. zou vrijpleiten
  2. zou vrijpleiten
  3. zou vrijpleiten
  4. zouden vrijpleiten
  5. zouden vrijpleiten
  6. zouden vrijpleiten
diversen
  1. pleit vrij!
  2. pleit vrij!
  5. vrijgepleit
  6. vrijpleitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0394 seconds
Page rendered in 1.0 seconds